Menu
Alles Over Bemesting
Bodem & Plantenvoeding
Omdat onze tuinplanten hun voeding opnemen met de wortels, oefent de bodem een beslissende invloed uit op hun groeien en bloeien. Het is daarom de moeite waard om meer af te weten van zowel de bodem als de kringloop van de voedingsstoffen. De Minerale Bestanddelen In den beginne was er minerale ondergrond, het gesteente, dat eerst door vulkanische processen is ontstaan ( magmatisch gesteente ) en daarna ofwel door fysische factoren ( druk, temperatuur ) nog eens is omgezet ( metamorf gesteente ) of met de bewegingen van water en ijs verplaatst is ( sedimentgesteente ); bij dit transport werden de gesteenten in verschillende groottes en vormen verkleind. Natuurlijk kwam het ook voor dat gesteenten na hun omzetting nog een getransporteerd en afgezet werden, of omgekeerd dat sedi-menten na hun transport nog eens omgezet werden. De gesteenten verschilden echter ook al vóór de genoemde ontwikkelingen van elkaar door hun chemische samenstelling. De basis van gesteenten vormen silicaten, verbindingen van de chemische elementen silicium ( Si ) en zuurstof ( O2 ). Al deze factoren komen bij elkaar in de definitie van een gesteentesoort. Zo zijn metamorfe ge-steenten die uit sedimenten zijn ontstaan ( paragneis ) uit meerdere silicaten opgebouwd. Voor de leek zijn deze verbanden, toe-gegeven, enigszins verwarrend. |
Wanneer Gesteenten Verweren
Nog verwarrender wordt het wanneer we de ontwikkeling van het zo gedefinieerde gesteente verder volgen : onder invloed van water, extreme temperaturen en chemische en biologische processen verandert de consistentie van gesteenten, ze verweren. Daarbij zijn sommige soorten stabieler, terwijl andere gemakkelijk verweren en al vlug nieuwe, 'secundaire' gesteenten vormen : kleimineralen, alsmede oxide en hydroxide. Kleimineralen zijn een verdere ontwikkeling van laagsilicaten. Ze bezitten een groot specifiek oppervlak en een groot zwelvermogen. Met deze eigenschap zorgen ze voor een bodemstructuur die planten aanspreekt. Dankzij hun chemische eigenschappen zijn kleimineralen in staat om water en voedingsstofionen op zo'n manier te binden, dat ze enerzijds niet naar diepere lagen afzakken en anderzijds toch aan planten afgegeven worden: de voedingssstoffen worden tegen andere ionen uitgewisseld en komen daardoor als vrije ionen in de bodemoplossing, zodat ze door de wortels kunnen worden opgeno-men. Een bodem die rijk is aan kleimineralen, biedt qua minerale ondergrond de beste voor-waarden voor een succesvolle cultuur van planten. Behalve humus, vormen kleimine-ralen de belangrijkste component in de bodemvruchtbaarheid en gezamenlijk vormen ze het summum van alle bodembestanddelen, de zogenoemde klei-humuscomlexen. |
De Korrelgrootte van de Fijne Bodem
Door verwering ontstaan niet alleen nieuwe soorten gesteente; ook de uitgangsvormen worden tot korrels met uiteenlopende grootte verkleind. In de context van de groei van planten interesseert ons in de eerste plaats de fijne bodem, die pas bij deeltjes met een grootte van minder dan 2 mm begint. Want deze fracties beslissen erover hoeveel water en lucht in de tussenruimtes, de 'poriën' van de bodem, enerzijds gebonden kunnen worden. Met wetenschappelijke precisie onderscheidt men naar korrelgrootte : - zand 2 - 0,063 mm - silt 0,063 - 0,002 mm - klei < 0,002 mm |
Zand
Tussen de relatief grove zandkorrels blijven navenant grote poriën open, waardoor het water snel wegsijpelt. Ook voedingsstoffen kan zand nauwelijks vasthouden. Anderzijds vullen de tussenholtes zich rijkelijk met lucht, die voor plantenwortels onmisbaar is. Bij de grondbewerking beidt deze grondlaag de tuinier weinig weerstand en ook planten kunnen er gemakkelijk met hun wortels in doordringen. |
Klei
Totaal anders ligt het bij klei : de minuscule deeltjes zijn sterk 'verkleefd', je dringt er maar moeizaam in door en ze laten nauwelijks tussenruimtes open. Wanneer de bodem niet echt volledig is uitgedroogd, houden deze tussenruimtes water vast, ze binden het zelfs zo sterk, dat het nog slechts in geringe mate aan planten wordt afgegeven. Daardoor kun-nen planten op kleigrond al snel tekenen van verwelking vertonen, hoewel er eigenlijk voldoende water voorhanden is. Voor lucht is in de weinige, met water gevulde tussenruimtes sowieso geen plaats. Daar staat tegenover dat het grote aantal minuscule deeltjes met een relatief groot oppervlak in hoge mate voedingsstoffen binden. |
Silt
Silt zit met al zijn kenmerken precies tussen de beide uitersten zand en klei in. Toch is silt nog steeds niet de 'optimale' minerale bodem. Aangezien in de praktijk slechts heel zelden sprake is van een 'raszuivere' bodem, met één eenduidig te bepalen korrelgroottefractie, moeten de mengsels meestal nader gedefinieerd worden. Zo komen we dan tot siltig zand, kleiig silt, zanderige klei, enzovoort.
Silt zit met al zijn kenmerken precies tussen de beide uitersten zand en klei in. Toch is silt nog steeds niet de 'optimale' minerale bodem. Aangezien in de praktijk slechts heel zelden sprake is van een 'raszuivere' bodem, met één eenduidig te bepalen korrelgroottefractie, moeten de mengsels meestal nader gedefinieerd worden. Zo komen we dan tot siltig zand, kleiig silt, zanderige klei, enzovoort.
Leem
Voor een fijne bodem, waarin de drie hier bovengenoemde bestanddelen gemengd aanwezig zijn, bestaat een nieuwe benaming, die algemeen bekend is : leem. Naar gelang de samenstelling naar korrelgroottes spreekt men ook hier bijvoor-beeld van zandige of kleiige leem. Siltige leem biedt tot slot het optimale mengsel van alle natuurkundige eigenschappen voor zover het hun invloed op het gedijen van planten betreft.
Voor een fijne bodem, waarin de drie hier bovengenoemde bestanddelen gemengd aanwezig zijn, bestaat een nieuwe benaming, die algemeen bekend is : leem. Naar gelang de samenstelling naar korrelgroottes spreekt men ook hier bijvoor-beeld van zandige of kleiige leem. Siltige leem biedt tot slot het optimale mengsel van alle natuurkundige eigenschappen voor zover het hun invloed op het gedijen van planten betreft.
Vaststellen van de Korrelgrootte
Door middel van een zeer eenvoudige onderzoeksmethode kan ook de leek duidelijkheid verkrijgen welke korrelgrootte in zijn tuin de toon aangeeft. Zelfs met de blote hand kunt u, met enige fijngevoeligheid en oefening, de overheersende bestanddelen bepalen. Eerste Proef : De Modderproef Vul voor deze proef een doorzichtige houder met een monster van het subtraat en water en schud het mengsel goed. Terwijl de grove zandkorrels al na enkele minuten naar de bodem gezonken zijn, blijft een kleioplossing nog lang troebel en heeft na ongeveer een half uur een rode kleur aangenomen. Silt en leem nemen opnieuw een tussenpositie in. Ook het humusgehalte kunt u met deze proef bepalen : humus kleurt de oplos-sing donker, haast zwart, aangezien humusstoffen in water oplosbaar zijn. |
Test met Vingertoppengevoel
Bij zand kunt u de individuele korreltjes duidelijk voelen en zelfs met het blote oog zien. Ze blijven niet aan de vingers plakken en alleen als ze druipnat zijn plakken ze aan elkaar, anders gezegd, vormen ze een grotere colloïde. Silt voelt licht melig aan, de individuele korrels zijn niet meer te onderscheiden. Het materiaal plakt wel een beetje, maar kan niet met de handpalm uitgerold en nauwelijks in vorm worden gekneed. Leem bestaat grotendeels uit fijn materiaal, maar bevat toch ook duidelijk voelbare (zand)korrels. Het is zwaarder en beter kneedbaar dan de bovengenoemde materialen en men kan er potlood dikke 'worstjes' van rollen. Daarbij zijn nog wel barsten te zien. Klei tot slot is dermate plastisch, dat het alleen nog in gesloten vorm met melig glad oppervlak verschijnt. Men kan er uitstekend 'worstjes' van rollen, die bij vervorming nauwelijks barstjes vertonen. Naargelang de bijgemengde deeltjes of fijne substanties kan het substraat nog preciezer benoemd worden ( zandig, kleiig, enzovoort ).
Bodemleven & Humusvorming
In elke handvol gezonde tuingrond wemelt het van vele malen meer levende wezens dan er mensen op aarde zijn. We zouden echter niet alleen onder de indruk moeten zijn van het aantal van deze organismen, maar vooral van hun prestaties, dankzij hen wordt het bestaan van alle 'hogere' levende wezens pas mogelijk. De samenstel-ling van soorten varieert vanzelfsprekend van bodem tot bodem. Zo zijn er zogeheten aërobe micro organismen, die op met lucht gevulde poriën aangewezen zijn. Voor de anaërobe soorten is lucht daarentegen zoiets als een gif. Ze leven het liefst in diepere of van water verzadigde bodemlagen. Voor de groei van planten zijn ze eerder schadelijk, wat u ook met uw neus kunt vaststellen : tijdens hun stofwisseling komen kwalijk riekende gassen vrij.
Bij zand kunt u de individuele korreltjes duidelijk voelen en zelfs met het blote oog zien. Ze blijven niet aan de vingers plakken en alleen als ze druipnat zijn plakken ze aan elkaar, anders gezegd, vormen ze een grotere colloïde. Silt voelt licht melig aan, de individuele korrels zijn niet meer te onderscheiden. Het materiaal plakt wel een beetje, maar kan niet met de handpalm uitgerold en nauwelijks in vorm worden gekneed. Leem bestaat grotendeels uit fijn materiaal, maar bevat toch ook duidelijk voelbare (zand)korrels. Het is zwaarder en beter kneedbaar dan de bovengenoemde materialen en men kan er potlood dikke 'worstjes' van rollen. Daarbij zijn nog wel barsten te zien. Klei tot slot is dermate plastisch, dat het alleen nog in gesloten vorm met melig glad oppervlak verschijnt. Men kan er uitstekend 'worstjes' van rollen, die bij vervorming nauwelijks barstjes vertonen. Naargelang de bijgemengde deeltjes of fijne substanties kan het substraat nog preciezer benoemd worden ( zandig, kleiig, enzovoort ).
Bodemleven & Humusvorming
In elke handvol gezonde tuingrond wemelt het van vele malen meer levende wezens dan er mensen op aarde zijn. We zouden echter niet alleen onder de indruk moeten zijn van het aantal van deze organismen, maar vooral van hun prestaties, dankzij hen wordt het bestaan van alle 'hogere' levende wezens pas mogelijk. De samenstel-ling van soorten varieert vanzelfsprekend van bodem tot bodem. Zo zijn er zogeheten aërobe micro organismen, die op met lucht gevulde poriën aangewezen zijn. Voor de anaërobe soorten is lucht daarentegen zoiets als een gif. Ze leven het liefst in diepere of van water verzadigde bodemlagen. Voor de groei van planten zijn ze eerder schadelijk, wat u ook met uw neus kunt vaststellen : tijdens hun stofwisseling komen kwalijk riekende gassen vrij.
Bodemflora
De eencelligen zijn grotendeels gespecialiseerd in bepaalde voedingsstoffen. De belangrijkste zijn de nitrificerende en stikstof-bindende bacteriën ( onder meer Azotobacter en de wortelknolletjesbacteriën ), die voor de natuurlijke kringloop van deze hoofdvoedingsstof zorg dragen. Per vierkante meter goed beluchte bovengrond zijn biljoenen van deze nuttige organismen te vinden. Zowel straalschimmels ( actinomyceten ), eencellige, als echte schimmels vormen een vlechtwerk. Ze omvatten soorten die natuurlijke antibiotica kunnen produceren.
Algen behoren al tot de hoger ontwikkelde planten, die met behulp van fotosynthese zonlicht kunnen benutten als energiebron. Dat lukt alleen in de bovenste bodemlaag, daar zien we ze vaak als een groene laag. Samen met de korstmossen zijn ze de eerste organismen waarmee de biologische verwering van gesteenten begint.
De eencelligen zijn grotendeels gespecialiseerd in bepaalde voedingsstoffen. De belangrijkste zijn de nitrificerende en stikstof-bindende bacteriën ( onder meer Azotobacter en de wortelknolletjesbacteriën ), die voor de natuurlijke kringloop van deze hoofdvoedingsstof zorg dragen. Per vierkante meter goed beluchte bovengrond zijn biljoenen van deze nuttige organismen te vinden. Zowel straalschimmels ( actinomyceten ), eencellige, als echte schimmels vormen een vlechtwerk. Ze omvatten soorten die natuurlijke antibiotica kunnen produceren.
Algen behoren al tot de hoger ontwikkelde planten, die met behulp van fotosynthese zonlicht kunnen benutten als energiebron. Dat lukt alleen in de bovenste bodemlaag, daar zien we ze vaak als een groene laag. Samen met de korstmossen zijn ze de eerste organismen waarmee de biologische verwering van gesteenten begint.
Dierlijke Verscheidenheid
De eencellige oerdiertjes behoren tot de eerste levende wezens die zich in een substraat vestigen. Samen met trilhaardiertjes, wortelpotigen en zweepdiertjes vormen deze microscopisch kleine levende wezens de zogenoemde microfauna. Met miljar-den individuen per vierkante meter van de bovenlaag vormen ze getalsmatig de grootste diergroep. In tegenstelling tot de oerdiertjes zijn de leden van de mesofauna zichtbaar onder de loep. Het grootste aantal vormen de rondwormen ( nemato-
den ), die zich vooral met bacteriën voeden. Ook mijten en borstelwormen, springstaarten en raderdiertjes behoren tot deze groep. Wat zonder meer met het blote oog zichtbaar is, wordt tot de macrofauna gerekend. Deze dieren zijn dan ook alge-meen bekend : pissebedden, spinnen, dubbelpotigen, duizend- en miljoenpoten. Klein insecten en hun larven horen er net zo goed bij als slakken en regenwormen.
De eencellige oerdiertjes behoren tot de eerste levende wezens die zich in een substraat vestigen. Samen met trilhaardiertjes, wortelpotigen en zweepdiertjes vormen deze microscopisch kleine levende wezens de zogenoemde microfauna. Met miljar-den individuen per vierkante meter van de bovenlaag vormen ze getalsmatig de grootste diergroep. In tegenstelling tot de oerdiertjes zijn de leden van de mesofauna zichtbaar onder de loep. Het grootste aantal vormen de rondwormen ( nemato-
den ), die zich vooral met bacteriën voeden. Ook mijten en borstelwormen, springstaarten en raderdiertjes behoren tot deze groep. Wat zonder meer met het blote oog zichtbaar is, wordt tot de macrofauna gerekend. Deze dieren zijn dan ook alge-meen bekend : pissebedden, spinnen, dubbelpotigen, duizend- en miljoenpoten. Klein insecten en hun larven horen er net zo goed bij als slakken en regenwormen.
Humusvorming door Coproductie
Regenwormen produceren meer humus dan alle andere levende wezens. Ze 'verteren' de plantaardige afvalstoffen van bacteriën en schimmels 'voor'. Aan de verdere ontbinding werken talloze kleine diertjes mee. Helemaal aan het eind van de kringloop wordt eiwit in zijn bestanddelen ontbonden water, kooldioxide, mineralen en voedingsstofionen. Nu kunnen er chemische reacties op gang komen, die humusstoffen laten ontstaan, waarbij lichtere bodems minstens een humusgehalte van 3 à 4 % zouden moeten bevatten en zwaardere 6%. In de natuur kunnen er eeuwen overheen gaan voordat er zich een humuslaag van enkele centimeters vormt. Op een rijke bodem ontstaat mul ( milde humus ). Deze humusvorm wordt weliswaar doorlopend afgebroken, waarbij voedingsstoffen vrijkomen, maar kan de bodemstructuur slechts tijdelijk verbeteren.
Regenwormen produceren meer humus dan alle andere levende wezens. Ze 'verteren' de plantaardige afvalstoffen van bacteriën en schimmels 'voor'. Aan de verdere ontbinding werken talloze kleine diertjes mee. Helemaal aan het eind van de kringloop wordt eiwit in zijn bestanddelen ontbonden water, kooldioxide, mineralen en voedingsstofionen. Nu kunnen er chemische reacties op gang komen, die humusstoffen laten ontstaan, waarbij lichtere bodems minstens een humusgehalte van 3 à 4 % zouden moeten bevatten en zwaardere 6%. In de natuur kunnen er eeuwen overheen gaan voordat er zich een humuslaag van enkele centimeters vormt. Op een rijke bodem ontstaat mul ( milde humus ). Deze humusvorm wordt weliswaar doorlopend afgebroken, waarbij voedingsstoffen vrijkomen, maar kan de bodemstructuur slechts tijdelijk verbeteren.
Bij mor ( ruwe humus ) ligt het precies omgekeerd : het verbetert de bodemstructuur duurzaam, maar levert nauwelijks plantenvoedsel. Deze humusvorm ontstaat vooral op een zure bodem die arm aan voedingsstof-fen is. Moder neemt een overgangspositie in tussen de beide extremen.
Grondsoorten en hun Eigenschappen
De Horizontale Gelaagdheid
In het voorgaande hebben we al de uitgangsgesteenten en hun omzettingsvormen, de verschillende korrelgroottes en het ontstaan van humus leren kennen. Deze elementen vormen in de regel horizontale lagen, waarvan de op-eenvolging en samenstelling typisch zijn voor de desbetreffende plaats en een benoeming van de bodem moge-lijk maken. Beoordeeld worden daarbij grofweg de bovenste twee meter van een bodem.
De onderste laag bestaat uit het nauwelijks verweerde uitgangsgesteente van de onderbodem en wordt C-horizont genoemd ( zie plaatje : Bodemlagen ). Daarboven volgt een zone van verweerd uitgangsgesteente, waarin al deeltjes van de bovenlaag ingespoeld zijn; dit is de B-horizont. De begroeide bovenlaag bestaat grotendeels uit organisch materiaal en is afhankelijk van de humusvorm in wisselende mate stabiel en dik; hier spreken we van de A-horizont. Deze horizonten zijn goed herkenbaar in een verticale doorsnede van de bodem ( bodemprofiel, zie foto hiernaast ), omdat de lagen afhankelijk van het materiaal en de toestand daarvan ook verschillende kleuren vertonen. De humeuze bovenlaag, de A-horizont, is zeer donker, bruin tot zwart gekleurd; de organische afval-stoffen zijn meer of minder goed bewaard gebleven. De B-horizont is vooral kenmerkend voor de fijne bodem : korrelgrootte en kleuren verstrekken informatie over het gesteente; uit blauwe of rode gebieden kunnen vocht-stuwingen geconcludeerd worden. Een grijze kleur is in de regel een alarmsignaal voor te natte of verzuurde zones. In de C-horizont tenslotte worden de bodembestanddelen almaar groter.
Grondrijpheid
Het doel van iedere tuinier is het verkrijgen van een 'rijpe grond', aangezien deze in alle voorwaarden voor een goede plantengroei voorziet. Van rijpe grond is sprake bij een humeuze bodem met een breedm palet aan korrelgroottes, zoals bij leem het geval is. Hier worden bodemdeeltjes door schimmeldraden en dierlijke uitschei-ding zodanig verbonden, dat er een goede kruimelstructuur ontstaat. De gekloofde kruimels bezitten een relatief groot oppervlak en kunnen daardoor voedingsstoffen dusdanig opslaan, dat ze enerzijds tegen uitspoeling beschermd worden, anderzijds voor plantenwortels beschikbaar zijn. Bijzonder gunstig zijn de eerdere genoemde klei-humuscomplexen.
Ph-waarde
Een veel vaker gebruikt instrument voor grondbeoordeling is de ph-waarde. Deze waarde vertelt of en in welke mate de grondoplossing zuur dan we alkalisch ( basisch ) reageert. Preciezer gesteld geeft de waarde aan hoeveel H+-ionen zich vrij in de grondoplossing bewegen.
De ph-waarde rekent met negatieve machtsexponenten : bij waarden onder de 7 bestaat er een overschot aan H+-ionen en spreken we van een zure reactie. Bij waarden van 7 tot 14 overheersen de vrije OH-ionen,w at tot een alkalische reactie leidt, zoals in zeepsop. Ph-waarde 7 geldt als het neutrale punt.
Een veel vaker gebruikt instrument voor grondbeoordeling is de ph-waarde. Deze waarde vertelt of en in welke mate de grondoplossing zuur dan we alkalisch ( basisch ) reageert. Preciezer gesteld geeft de waarde aan hoeveel H+-ionen zich vrij in de grondoplossing bewegen.
De ph-waarde rekent met negatieve machtsexponenten : bij waarden onder de 7 bestaat er een overschot aan H+-ionen en spreken we van een zure reactie. Bij waarden van 7 tot 14 overheersen de vrije OH-ionen,w at tot een alkalische reactie leidt, zoals in zeepsop. Ph-waarde 7 geldt als het neutrale punt.
Hier bedraagt de concentratie van waterstofionen 10-7 = 0,00000001 gr/l en is daarmee in evenwicht met de OH-ionen. De ph-waarde hangt nauw samen met het kalkgehalte, want kalk zorgt voor een groot aantal vrije OH-ionen. Daarmee wordt door de humus, de meeste andere gesteenten en zure regen in de hand gewerkte zure reactie geneutraliseerd. Een neutrale tot matig zure grond, met een ph tussen 5 en 7,5 is optimaal voor de meeste van onze cultuurplanten. Waar boven ph 8, dus duidelijk alkalische bodems, komen in de natuur nagenoeg niet voor. De ph-waarde beïnvloedt niet alleen direct de levensomstan-digheden voor micro-organismen en planten, maar ook de beschikbaarheid van voe-dingsstoffen.
|
In het zure bereik neemt bijvoorbeeld de beschikbaarheid van kalium, calcium en magnesium gestaag af; onder ph 5 worden zelfs toxische aluminiumverbin-dingen gevormd. In het alkalische bereik lopen daarentegen vooral de ijzer- en mangaanreserves gevaar. In de natuur overheersen zuren. Extra belastingen, bijv. door industriële uitstoot, uitlaatgassen en de reeds spreekwoordelijke zure regen, maken het evenwel noodzakelijk om de dreigende verzuring van onze bodems tegen te gaan. Hoewel humus zelf op zuren is gebaseerd, vormt hij een effectieve buffer; anders gezegd, humus kan de ph-waarde niettegenstaande wisselende invloeden op een constant peil houden. De meest toegepaste en op korte termijn effectiefste maatregel voor het verhogen van ph-waarde is kalkgift.
|
Extreem zure veengronden kunnen waarden tot rond ph 3 bereiken en hebben dan een zuurgraad die met die van azijnzuur overeenkomt. Er kan uitsluitend een zeer gespecialiseerd plantengezelschap bestaan.
Hoe werken meststoffen in de bodemstructuur ?
Kalk en gesteentemeel worden weliswaar mineraal gewonnen, maar algemeen als natuurlijke grondverbeterings-middelen aanvaard. Want hun werkzaamheid bestaat niet in het toevoeren van voedingsstoffen, maar in hun invloed op de schei- en natuur-kundige eigenschappen van de bodem. En deze invloed is positief, vooropgesteld dat we deze middelen vakkundig in de juiste situatie gebruiken. De invloed van de overige minerale meststoffen op de bodemstuctuur is eerder negatief, omdat door een in-grijpende wijziging van het milieu de humus vormende organismen lange tijd verdrongen worden, het bodemleven verarmt, deels omdat het bij een plaatselijke hoge zoutconcentratie in zijn bestaan wordt bedreigd. Bij organische mest worden negatieve gevolgen in de regel geneutraliseerd. Ze dienen als voedsel voor het bodemleven en bevorderen de vegetatie.
Hoe werken meststoffen in de bodemstructuur ?
Kalk en gesteentemeel worden weliswaar mineraal gewonnen, maar algemeen als natuurlijke grondverbeterings-middelen aanvaard. Want hun werkzaamheid bestaat niet in het toevoeren van voedingsstoffen, maar in hun invloed op de schei- en natuur-kundige eigenschappen van de bodem. En deze invloed is positief, vooropgesteld dat we deze middelen vakkundig in de juiste situatie gebruiken. De invloed van de overige minerale meststoffen op de bodemstuctuur is eerder negatief, omdat door een in-grijpende wijziging van het milieu de humus vormende organismen lange tijd verdrongen worden, het bodemleven verarmt, deels omdat het bij een plaatselijke hoge zoutconcentratie in zijn bestaan wordt bedreigd. Bij organische mest worden negatieve gevolgen in de regel geneutraliseerd. Ze dienen als voedsel voor het bodemleven en bevorderen de vegetatie.
Bodemonderzoek geeft pas uitsluitsel
Voordat u ertoe overgaat de bodem bijvoorbeeld te beïnvloeden door mechanische maatregelen of de gift van substraten en voedingsstoffen, is het raadzaam om de inventaris op te maken.
Daarbij legt u om te beginnen ook heel gewone feiten vast :
- de ligging van de tuin ( naar welke kant ? Op het zuiden of uit de zon, in een kom enzovoort
- de samenstelling van het moedergesteente
- de exploitatiewijze in de laatste decennia
- de hoeveelheid neerslag per jaar en vierkante meter
Voordat u ertoe overgaat de bodem bijvoorbeeld te beïnvloeden door mechanische maatregelen of de gift van substraten en voedingsstoffen, is het raadzaam om de inventaris op te maken.
Daarbij legt u om te beginnen ook heel gewone feiten vast :
- de ligging van de tuin ( naar welke kant ? Op het zuiden of uit de zon, in een kom enzovoort
- de samenstelling van het moedergesteente
- de exploitatiewijze in de laatste decennia
- de hoeveelheid neerslag per jaar en vierkante meter
Ook zintuiglijke waarnemingen zijn belangrijk
Een scheikundige analyse vat de voedingsstoffensituatie en bodemreactie samen in getallen. Dat komt natuurlijk heel wetenschappelijk over, maar aangezien u met levende organismen te maken hebt, mag u de kennis die u met uw zintuigen verwerft niet veronachtzamen. Met de vinger- en modderproef beschikt de hobbytuinier over twee eenvoudige methoden om met de eigen zintuigen de natuurkundige eigenschappen van de bodem te doorgronden. En wanneer u de grond glad tot op minstens 20 cm diep afsteekt, kunt u aan de hand van de kleuren van de diverse bodemlagen een schatting maken van het humusgehalte en de dikte van de wortellaag, anders gezegd : de grondkwaliteit.
Een scheikundige analyse vat de voedingsstoffensituatie en bodemreactie samen in getallen. Dat komt natuurlijk heel wetenschappelijk over, maar aangezien u met levende organismen te maken hebt, mag u de kennis die u met uw zintuigen verwerft niet veronachtzamen. Met de vinger- en modderproef beschikt de hobbytuinier over twee eenvoudige methoden om met de eigen zintuigen de natuurkundige eigenschappen van de bodem te doorgronden. En wanneer u de grond glad tot op minstens 20 cm diep afsteekt, kunt u aan de hand van de kleuren van de diverse bodemlagen een schatting maken van het humusgehalte en de dikte van de wortellaag, anders gezegd : de grondkwaliteit.
Planten Informeren Nader
Het is geen toeval dat van het reusachtige aantal zaadjes in de grond slechts een kleine groep ontkiemt en zich in elke tuin karakteristieke wilde kruiden vestigen.
De zaden reageren namelijk op balansverstoringen in de bodem :
- te grote of te geringe vochtigheid
- te veel of te weinig voedingsstoffen
- een zure of alkalische bodemreactie
- kalkarme of kalkrijke verhoudingen
- de dikte van de wortellaag
- exploitatiewijze
Het is geen toeval dat van het reusachtige aantal zaadjes in de grond slechts een kleine groep ontkiemt en zich in elke tuin karakteristieke wilde kruiden vestigen.
De zaden reageren namelijk op balansverstoringen in de bodem :
- te grote of te geringe vochtigheid
- te veel of te weinig voedingsstoffen
- een zure of alkalische bodemreactie
- kalkarme of kalkrijke verhoudingen
- de dikte van de wortellaag
- exploitatiewijze
Met het uitroeien van het 'onkruid' bent u er nog niet. Zolang de balansverstoringen in de ondergrond niet opgeheven zijn, steken ook dezelfde planten telkens weer de kop op. Het is daarom zinvoller om daaruit conclusies over de bodemgesteldheid te trekken en op basis daarvan de plaaggeesten duurzaam het leven zuur te maken.
Vaak ziet u zo op het oog waar u moet ingrijpen, bijv. bij ondervoeding van bepaalde tuinplanten of de vorming van waterplassen op ondoordringbare plaatsen. Met zulke bijverschijnselen moet u uiteraard rekening houden bij het stellen van een diagnose.
Vaak ziet u zo op het oog waar u moet ingrijpen, bijv. bij ondervoeding van bepaalde tuinplanten of de vorming van waterplassen op ondoordringbare plaatsen. Met zulke bijverschijnselen moet u uiteraard rekening houden bij het stellen van een diagnose.
Bodemwijzers
Indicatieplanten voor een Hoog Stikstofgehalte
Aegopodium podagraria Capsella bursa-pastoris Chenopodium album Euphorbia peleus Galinsoga parviflora Galium aparine Senecio vulgaris Sonchus oleraceus Stellaria medica Urtica spec.... Veronica persica Indicatieplanten voor een Laag Stikstofgehalte Alopecurus myosuroides Galeopsis ladanum Vicia hirsatum Indicatieplanten voor Verdichtingen en Vochtstuwingen Alopecurus myosuyroides Bistorta officinalis Cirisum arvense Equisetum arvense Matricaria discoidea Persicaria lapathifolia Plantago lanceolata Potentilla anserina Ranunculus repens Tussilago farfara Indicatieplanten voor Droogte Adonis aestivalis Anthemis tinctoria Erodium cicutarium Galeopsis angustifolia Galeopsis ladanum Geranium pusillum Plantago media Indicatieplanten voor een Alkalische Bodem Galeopsis angustifolia Galeopsis ladanum Geranium pratense Medicago sativa Onobrychis viciifolia Potentilla reptans Salvia pratensis Sinapis arvensis Viola arvensis Indicatieplanten voor een Zure Bodem Anthemis arvensis Epilobiu angustifolium Rumex acetosella Trifolium arvense Indicatieplanten voor een Rijpe Grond Chenopodium album Euphorbia spec. Fumaria officinalis Galinsago parviflora Lamium spec. Persicaria spec. Stellaria media Urtica urens Veronica hederifolia Veronica persica |
Zevenblad Herderstasje |Melganzenvoet Tuinwolfsmelk Knopkruid Kleefkruid Klein Kruiskruid Gewone Melkdistel Vogelmuur Brandnetel Grote Ereprijs Duist Smalle Raai Ringelwikke Duist Adderwortel Akkerdistel Heermoes Schijfkamille Knopige Duizendknoop Smalle Weegbree Zilverschoon Kruipende Boterbloem Klein Hoefblad Zomeradonis Gele Kamille Reigersbek Brede Raai Smalle Raai Kleine Ooievaarsbek Ruige Weegbree Brede Raai Smalle Raai Beemdooievaarsbek Luzerne Esparcette Vijfvingerkruid Veldsalie Herik Akkerviooltje Valse Kamille Wilgenroosje Schapezuring Hazenpootje Melganzenvoet Wolfsmelk soorten Duivekervel Knopkruid Dovenetel soorten Duizendknoop soorten Vogelmuur Kleine Brandnetel Klimopereprijs Grote Ereprijs |
Eén vogelmuur is nog geen indicator voor humus
Het identificeren van op elkaar lijkende soorten met verschillende eisen vergt omvangrijke plantenkennis. Het volstaat bijvoorbeeld niet om de zuringsoorten grof te kennen; terwijl Rumex acetosella ( Schapezu-ring ) voor een zure, voedingsstofarme grond staat, groeit Rumex obtusifolius ( Ridderzuring ) uitsluitend op een alkalische en voedingsstof rijke bodem.
Voor de precieze determinatie kunt u daarom het beste een plantengids raadplegen. En : pas nadat u meer-dere karakteristieke bodemwijzers ( of indicatieplanten ) ge-ïdentificeerd hebt, kunt u met grote waarschijn-lijkheid een conclusie over de bodemgesteldheid trekken. Een bodemdiagnose met behulp van indicatie-planten is echter niet zo eenvoudig als het soms voorgesteld wordt. Ze kan laboratoriumanalyses weliswaar zinvol aanvullen, maar nooit helemaal vervangen.
Het identificeren van op elkaar lijkende soorten met verschillende eisen vergt omvangrijke plantenkennis. Het volstaat bijvoorbeeld niet om de zuringsoorten grof te kennen; terwijl Rumex acetosella ( Schapezu-ring ) voor een zure, voedingsstofarme grond staat, groeit Rumex obtusifolius ( Ridderzuring ) uitsluitend op een alkalische en voedingsstof rijke bodem.
Voor de precieze determinatie kunt u daarom het beste een plantengids raadplegen. En : pas nadat u meer-dere karakteristieke bodemwijzers ( of indicatieplanten ) ge-ïdentificeerd hebt, kunt u met grote waarschijn-lijkheid een conclusie over de bodemgesteldheid trekken. Een bodemdiagnose met behulp van indicatie-planten is echter niet zo eenvoudig als het soms voorgesteld wordt. Ze kan laboratoriumanalyses weliswaar zinvol aanvullen, maar nooit helemaal vervangen.
Bindende Uitspraken :
De Laboratoriumanalyse
Een optimale tijdstip voor een scheikundig onderzoek is het voorjaar, voordat de vegetatieperiode aanbreekt en de tuinier tot actie overgaat. Maar ook in de herfst, na het afsluiten van de groei, levert een grondanalyse nuttige informatie op over hoe de grond voorbereid moet worden op het volgende seizoen. Deskundigen raden aan om steeds na drie, vier jaar een dergelijk onderzoek te ( laten ) verrichten. Diverse bedrijven beiden standaard min of meer een uniform pakket aan : in de regel omvat het de ph-waar-de, het fosfor-, kalium- en magnesiumgehalte, de kalkbehoefte en bemestingsadviezen. De meeste laboratoria zullen u bovendien over de grondsoort informeren. De kosten voor deze vier tot zes karakteristieke getallen zijn meestal heel billijk, maar kunnen van laboratorium tot laboratorium* sterk uiteenlopen. De meeste laboratoria op dit terrein kunt u ook om een uitgebreide analyse vragen. De prijs stijgt evenredig met het aantal waarden dat u krijgt. Soms zijn het er wel twaalf, waaronder die van het humusgehalte, de biologische activiteit en verschillende secundaire voedingsstoffen, evenals een uitvoerig advies ten aanzien van grondverzorging, bemesting en irrigatie.
Speciale Analyses
Bepaling van het Stikstofgehalte
Het gehalte aan stikstof ( N ), het belangrijkste voedingselement, is helaas zeer moeilijk te bepalen. Indien u wilt dat het laboratorium de totale stikstofwaarde bepaalt, zult u daar extra voor moeten betalen. Bij dit onderzoek wordt de complete in de grond opgeslagen voorraad stikstof gemeten. Dat vertelt echter minder over de voor planten beschikbare hoeveelheid, want de meeste stikstof is stabiel in organische substanties gebonden en wordt slechts heel langzaam vrijgemaakt. Sinds enige jaren past men in de professionele landbouw ook de zogeheten N-min methode toe : men bepaalt alleen het gemineraliseerde en daardoor snel beschikbare stikstof aandeel, zodat men bemestingsmaatregelen op de korte termijn precies naar behoefte kan afmeten. Met de teststaafjes voor thuis kunt u louter het als nitraat gemineraliseerde N-aandeel meten; de oplosbare ammoniumvorm wordt hierbij verwaarloosd en kan in het beste geval alleen geschat worden.
De Laboratoriumanalyse
Een optimale tijdstip voor een scheikundig onderzoek is het voorjaar, voordat de vegetatieperiode aanbreekt en de tuinier tot actie overgaat. Maar ook in de herfst, na het afsluiten van de groei, levert een grondanalyse nuttige informatie op over hoe de grond voorbereid moet worden op het volgende seizoen. Deskundigen raden aan om steeds na drie, vier jaar een dergelijk onderzoek te ( laten ) verrichten. Diverse bedrijven beiden standaard min of meer een uniform pakket aan : in de regel omvat het de ph-waar-de, het fosfor-, kalium- en magnesiumgehalte, de kalkbehoefte en bemestingsadviezen. De meeste laboratoria zullen u bovendien over de grondsoort informeren. De kosten voor deze vier tot zes karakteristieke getallen zijn meestal heel billijk, maar kunnen van laboratorium tot laboratorium* sterk uiteenlopen. De meeste laboratoria op dit terrein kunt u ook om een uitgebreide analyse vragen. De prijs stijgt evenredig met het aantal waarden dat u krijgt. Soms zijn het er wel twaalf, waaronder die van het humusgehalte, de biologische activiteit en verschillende secundaire voedingsstoffen, evenals een uitvoerig advies ten aanzien van grondverzorging, bemesting en irrigatie.
Speciale Analyses
Bepaling van het Stikstofgehalte
Het gehalte aan stikstof ( N ), het belangrijkste voedingselement, is helaas zeer moeilijk te bepalen. Indien u wilt dat het laboratorium de totale stikstofwaarde bepaalt, zult u daar extra voor moeten betalen. Bij dit onderzoek wordt de complete in de grond opgeslagen voorraad stikstof gemeten. Dat vertelt echter minder over de voor planten beschikbare hoeveelheid, want de meeste stikstof is stabiel in organische substanties gebonden en wordt slechts heel langzaam vrijgemaakt. Sinds enige jaren past men in de professionele landbouw ook de zogeheten N-min methode toe : men bepaalt alleen het gemineraliseerde en daardoor snel beschikbare stikstof aandeel, zodat men bemestingsmaatregelen op de korte termijn precies naar behoefte kan afmeten. Met de teststaafjes voor thuis kunt u louter het als nitraat gemineraliseerde N-aandeel meten; de oplosbare ammoniumvorm wordt hierbij verwaarloosd en kan in het beste geval alleen geschat worden.
Grondmonster Nemen
Neem voor een bodemonderzoek per deel van de tuin op meerdere plaatsen steekdiepe monsters en vermeng ze goed in een emmer. Weeg de juiste hoeveelheid af en stuur het monster goed geëtiketteerd naar het bodemlaboratorium.
* Bedrijfslaboratorium voor Grond- & Gewasonderzoek Bv
Mariendaal 8
6861 WN Oosterbeek
Fax.nr. +31(0)26 / 33.46.409.
Tel.nr. +31(0)26 / 33.46.346.
Website : http://www.blgg.nl
Neem voor een bodemonderzoek per deel van de tuin op meerdere plaatsen steekdiepe monsters en vermeng ze goed in een emmer. Weeg de juiste hoeveelheid af en stuur het monster goed geëtiketteerd naar het bodemlaboratorium.
* Bedrijfslaboratorium voor Grond- & Gewasonderzoek Bv
Mariendaal 8
6861 WN Oosterbeek
Fax.nr. +31(0)26 / 33.46.409.
Tel.nr. +31(0)26 / 33.46.346.
Website : http://www.blgg.nl
Speciale Onderzoeken Zijn Ook Mogelijk
Ook met speciale vragen kunt u bij de bodemlaboratoria terecht. Meestal zal het dan gaan om verontreinigingen met schadelijke stoffen, die ofwel door eerdere boven-grondse exploitatiewijzen ( bijv. bestrijdingsmiddelen ) of door transport met de lucht in de grond terecht zijn gekomen ( bijv. zware metalen ). Vaak gaat het alleen maar om een verdenking, die dan door een analyse bevestigd of weggenomen kan worden. Wel zijn zulke speciale onderzoeken dikwijls bijzonder prijzig. U kunt dus het beste alleen bij ernstige problemen deze methode hanteren. En het toont in ieder geval om bij verscheidene laboratoria prijsopgaven te vergelijken, omdat er heel verschillend wordt gerekend.
Belangrijk : Het Juiste Monster
Vanwege de verschillen in behandeling en behoeften is het aan te raden om grond van verschillende plaatsen in de tuin gescheiden te laten onderzoeken : groentebedden, borders met vaste planten, boomgaard enzovoort. Van deze percelen neemt u dan telkens weer op verscheidene plekken steekproeven, bij grotere oppervlakten vanaf ca. tien plekken, om een representatief monster samen te stellen. Steek daartoe de schop ( of grondmonsterpijp ) ongeveer 20 cm diep in de grond, haal er een 2 - 3 cm dik bodemmonster uit en doe dit in een emmer. Hebt u genoeg van zulke monsters verzameld, dan mengt u ze goed door elkaar en verwijdert eventueel vreemde voorwerpen die erin zitten. Vervolgens haalt u er, naargelang de instructies van het onderzoeksinstituut ( van tevoren informeren ), tussen de 200 - 500 gram aarde af en doet die in een plastic zak. Vooral wanneer u verscheidene monsters opstuurt, is het belangrijk om de zak meteen duidelijk te merken. De merkjes vermeldt u later in een begeleidende brief, die de belangrijkste gegevens over het proefveld bevat. Vaak stuurt het laboratorium daarvoor voorgedrukte formulieren. Tenslotte pakt u het geheel goed in en stuurt het op naar het laboratorium.
Ook met speciale vragen kunt u bij de bodemlaboratoria terecht. Meestal zal het dan gaan om verontreinigingen met schadelijke stoffen, die ofwel door eerdere boven-grondse exploitatiewijzen ( bijv. bestrijdingsmiddelen ) of door transport met de lucht in de grond terecht zijn gekomen ( bijv. zware metalen ). Vaak gaat het alleen maar om een verdenking, die dan door een analyse bevestigd of weggenomen kan worden. Wel zijn zulke speciale onderzoeken dikwijls bijzonder prijzig. U kunt dus het beste alleen bij ernstige problemen deze methode hanteren. En het toont in ieder geval om bij verscheidene laboratoria prijsopgaven te vergelijken, omdat er heel verschillend wordt gerekend.
Belangrijk : Het Juiste Monster
Vanwege de verschillen in behandeling en behoeften is het aan te raden om grond van verschillende plaatsen in de tuin gescheiden te laten onderzoeken : groentebedden, borders met vaste planten, boomgaard enzovoort. Van deze percelen neemt u dan telkens weer op verscheidene plekken steekproeven, bij grotere oppervlakten vanaf ca. tien plekken, om een representatief monster samen te stellen. Steek daartoe de schop ( of grondmonsterpijp ) ongeveer 20 cm diep in de grond, haal er een 2 - 3 cm dik bodemmonster uit en doe dit in een emmer. Hebt u genoeg van zulke monsters verzameld, dan mengt u ze goed door elkaar en verwijdert eventueel vreemde voorwerpen die erin zitten. Vervolgens haalt u er, naargelang de instructies van het onderzoeksinstituut ( van tevoren informeren ), tussen de 200 - 500 gram aarde af en doet die in een plastic zak. Vooral wanneer u verscheidene monsters opstuurt, is het belangrijk om de zak meteen duidelijk te merken. De merkjes vermeldt u later in een begeleidende brief, die de belangrijkste gegevens over het proefveld bevat. Vaak stuurt het laboratorium daarvoor voorgedrukte formulieren. Tenslotte pakt u het geheel goed in en stuurt het op naar het laboratorium.
Testsets voor Thuis
Wie het leuk vindt om scheikundig wat 'te rommelen', vindt in de gespecialiseerde zaken testsets voor bodemanalyse. Meestal maakt u met bijhorende chemicaliën een grondoplossing. Door de kleur daarvan te vergelijken met een bijgevoegd kleurenspectrum krijgt u dan uitsluitsel over het gehalte dat u wilt weten. In dozen met zulke tests vindt u alles wat u nodig hebt om zonder veel voorkennis en in korte tijd de gewenste waarden te bepalen. Opgemerkt zijn dat minilabs alleen echt betrouwbaar zijn voor de ph waarde en het nitraatgehalte ( en aan het laatste heeft de tuinier meestal weinig ). De analysesets voor kali- en fosfaatwaarden zijn minder betrouwbaar en daarom minder aan te bevelen, evenals de sonden, die in de grond worden gestoken en dan de gezochte waarden zouden aangeven. Daarnaast zijn er nog zeer dure scheikundige laboratoria voor thuis, en zelfs zakcomputers, die de gezochte waarden meteen elektronisch evalueren. Voor de hobbyist loont de financiële investering meestal niet. De laatste tijd bieden talloze fabrikanten van bemestings- en grondverbeteringsproducten ook al bodemonderzoeken aan, deels in de vorm van
testsets, deels als aanbod voor een onderzoek door een aangesloten laboratorium.
Wie het leuk vindt om scheikundig wat 'te rommelen', vindt in de gespecialiseerde zaken testsets voor bodemanalyse. Meestal maakt u met bijhorende chemicaliën een grondoplossing. Door de kleur daarvan te vergelijken met een bijgevoegd kleurenspectrum krijgt u dan uitsluitsel over het gehalte dat u wilt weten. In dozen met zulke tests vindt u alles wat u nodig hebt om zonder veel voorkennis en in korte tijd de gewenste waarden te bepalen. Opgemerkt zijn dat minilabs alleen echt betrouwbaar zijn voor de ph waarde en het nitraatgehalte ( en aan het laatste heeft de tuinier meestal weinig ). De analysesets voor kali- en fosfaatwaarden zijn minder betrouwbaar en daarom minder aan te bevelen, evenals de sonden, die in de grond worden gestoken en dan de gezochte waarden zouden aangeven. Daarnaast zijn er nog zeer dure scheikundige laboratoria voor thuis, en zelfs zakcomputers, die de gezochte waarden meteen elektronisch evalueren. Voor de hobbyist loont de financiële investering meestal niet. De laatste tijd bieden talloze fabrikanten van bemestings- en grondverbeteringsproducten ook al bodemonderzoeken aan, deels in de vorm van
testsets, deels als aanbod voor een onderzoek door een aangesloten laboratorium.
Planten hebben Voedingsstoffen nodig
Lucht en water zorgen voor de qua hoeveelheid belangrijkste chemische elementen die een plantenlichaam nodig heeft voor zijn opbouw uit de lucht worden kooldioxide ( CO2 ) ingeademd en zuurstof ( O2 ) uitgeademd, de wortels zuigen water ( H2O ) op. De zonnestraling is tot slot de energieleverancier die deze bouwblokken zinnig verbindt en ze de levensgeest inblaast. Fotosynthese luidt het toverwoord : door dit proces in het bladgroen worden water en koolstof met behulp van lichtenergie omgezet in koolhydraten. Deze koolhydraten zijn chemische energieopslagplaatsen; in hun bekendste vormen kennen we ze als suikers. Bij deze productie van koolhydraten komt zuurstof vrij, die door de planten weer wordt uitgeademd. De ongeveer vijftig andere chemische elementen die planten nodig hebben om te groeien, zijn in de natuur aan-wezig in de grond en kunnen via de wortels opgenomen worden. Anders gezegd, op elke grond groeien alleen die planten die zich in de aanwezige condities op de plaats thuis voelen.
Lucht en water zorgen voor de qua hoeveelheid belangrijkste chemische elementen die een plantenlichaam nodig heeft voor zijn opbouw uit de lucht worden kooldioxide ( CO2 ) ingeademd en zuurstof ( O2 ) uitgeademd, de wortels zuigen water ( H2O ) op. De zonnestraling is tot slot de energieleverancier die deze bouwblokken zinnig verbindt en ze de levensgeest inblaast. Fotosynthese luidt het toverwoord : door dit proces in het bladgroen worden water en koolstof met behulp van lichtenergie omgezet in koolhydraten. Deze koolhydraten zijn chemische energieopslagplaatsen; in hun bekendste vormen kennen we ze als suikers. Bij deze productie van koolhydraten komt zuurstof vrij, die door de planten weer wordt uitgeademd. De ongeveer vijftig andere chemische elementen die planten nodig hebben om te groeien, zijn in de natuur aan-wezig in de grond en kunnen via de wortels opgenomen worden. Anders gezegd, op elke grond groeien alleen die planten die zich in de aanwezige condities op de plaats thuis voelen.
De Hoofdvoedingsstoffen
Stikstof ( N )
In de bemesting bij tuinders en boeren neemt N een centrale plaats in. N is verantwoordelijk voor de groei van de bladeren en scheuten, wat niet alleen uit de omvang van planten, maar ook uit hun groene kleur blijkt; hoe beter de stikstofvoor-
ziening, des te donkerder de kleur van het blad. Ook voor de opbouw van het bladgroen en de vorming van aminozuren en vitaminen is N nodig. De bodem bevat dit element gewoonlijk in organisch gebonden vorm. Bij de vertering van afgestorven plantendelen, dode dieren, mensen en dierlijk uitscheidingen
( ureum ) komt stikstof langs de natuurlijke weg vrij in de vorm van ammoniumverbindingen. Bodembacteriën kunnen deze omzetten in het voor planten bruikbare nitraat. Daar komt de N uit de lucht bij, die door peulgewas en andere gewassen ter be-schikking wordt gesteld als plantenvoedsel.
Stikstof ( N )
In de bemesting bij tuinders en boeren neemt N een centrale plaats in. N is verantwoordelijk voor de groei van de bladeren en scheuten, wat niet alleen uit de omvang van planten, maar ook uit hun groene kleur blijkt; hoe beter de stikstofvoor-
ziening, des te donkerder de kleur van het blad. Ook voor de opbouw van het bladgroen en de vorming van aminozuren en vitaminen is N nodig. De bodem bevat dit element gewoonlijk in organisch gebonden vorm. Bij de vertering van afgestorven plantendelen, dode dieren, mensen en dierlijk uitscheidingen
( ureum ) komt stikstof langs de natuurlijke weg vrij in de vorm van ammoniumverbindingen. Bodembacteriën kunnen deze omzetten in het voor planten bruikbare nitraat. Daar komt de N uit de lucht bij, die door peulgewas en andere gewassen ter be-schikking wordt gesteld als plantenvoedsel.
Dat lukt alleen met behulp van knolletjesbacteriën, die zich op de wortels van die planten bevinden. Wanneer er veel oplosbare N beschikbaar is, maar slechts weinig daarvan door planten opgenomen en in de bodem opgeslagen wordt, kan ze door sterke neerslag naar diepere bodemlagen uitspoelen. We vinden de N dan als een hoog nitraatgehalte terug in ons grond- en drinkwater. Een gematigde en goed over de tijd verdeelde stikstofbemesting is zodoende belangrijk.
Kalium ( K )
Na stik-, water-, kool- en zuurstof is kalium het element dat het sterkst in planten is vertegenwoordigd. Het draagt bij aan de stevigheid van de celwanden en bevordert de standvastigheid en het weerstandsvermogen van planten tegen schimmelziekten, ongedierte en schade door weersinvloeden. In de bodem komt het element vooral voor als oplosbare ionen ( K+ ), die echter minder of meer aan kleimineralen en humusdeeltjes gebonden zijn.
Kalium ( K )
Na stik-, water-, kool- en zuurstof is kalium het element dat het sterkst in planten is vertegenwoordigd. Het draagt bij aan de stevigheid van de celwanden en bevordert de standvastigheid en het weerstandsvermogen van planten tegen schimmelziekten, ongedierte en schade door weersinvloeden. In de bodem komt het element vooral voor als oplosbare ionen ( K+ ), die echter minder of meer aan kleimineralen en humusdeeltjes gebonden zijn.
Fosfor ( P )
Van P zijn niet zulke grote hoeveelheden nodig als van N en K, hoewel ook dit element een grote rol in de plantenstofwisseling speelt. P is onmisbaar bij de bloemvorming en bevordert het rijpen van zaad en vruchten.
Magnesium ( Mg )
Soms staat op verpakkingen van meststoffen nog een vierde getal : het gehalte aan magnesium.
Ook dit element neemt verscheidene functies in de plant voor zijn rekening : vermeldenswaard is vooral dat het een belangrijk bestanddeel is van chlorofyl.
Van P zijn niet zulke grote hoeveelheden nodig als van N en K, hoewel ook dit element een grote rol in de plantenstofwisseling speelt. P is onmisbaar bij de bloemvorming en bevordert het rijpen van zaad en vruchten.
Magnesium ( Mg )
Soms staat op verpakkingen van meststoffen nog een vierde getal : het gehalte aan magnesium.
Ook dit element neemt verscheidene functies in de plant voor zijn rekening : vermeldenswaard is vooral dat het een belangrijk bestanddeel is van chlorofyl.
Andere Voedingselementen
Calcium ( Ca ) wordt vaak tot de hoofdvoedingsstoffen van planten gerekend. Het element draagt bijv. in niet onbelangrijke mate bij aan de stevigheid van de cel-
wand. Daardoor speelt het ook een rol in de houdbaarheid van vruchten. Zijn belangrijkste functie vervult Ca echter niet in de plant, maar in de grond. Het werkt een kruimelige structuur in de hand en is van doorslaggevende invloed op de ph waarde. In de natuur komt Ca vooral in kalkgesteente voor. Voor de kunstmatige toevoer wordt het hetzij scheikundig daaruit gescheiden, hetzij door vermaling van algenskeletten.
Ook zwavel ( S ) is onmisbaar voor een goed gedijen. In de regel acht men het echter niet noodzakelijk om dit element extra toe te voeren, omdat het door uitlaatgassen en de zure regen eerder in overvloed in de bodem terecht komt.
Silicium ( Si ) is een wezenlijk bestanddeel van ( kwarts) zand en één van de meest voorkomende elementen ion de aardkorst. Biologische tuinders brengen Si met gesteen-temeel en plantenpreparaten gericht in de grond. Daar heeft het een gunstige uitwerking op de bodemstructuur. Aangezien de waterhuishouding en de stabiliteit van cel-wanden daardoor positief worden beïnvloed, is Si een bestanddeel van talloze preventieve beschermende en versterkende producten voor planten.
Hoewel van de spoorelementen ijzer ( Fe ), mangaan ( Mn ), chloor ( Cl ), borium ( B ), molybdeen ( Mo ), zink ( Zn ) en kopen ( Cu ) slechts minieme hoeveelheden nodig zijn, zijn ze niet minder onmisbaar voor de stofwisseling van planten. Daarom moeten ook zij soms gericht worden gegeven. De juiste dosering van voedingsstoffen is uiterst belangrijk : zowel te weinig als te veel kan schade aanrichten.
De Juiste Maat
Laat u niet leiden door het devies, 'beter teveel dan te weinig'. Doorslaggevend voor een goed gedijen is een evenwichtige toevoer van voedingsstoffen afgestemd op stand-plaats, plantensoort, klimaat en ontwikkelingsstadium van de planten.
Ondervoeding
De voedingsstoffen vervullen in de stofwisseling heel specifieke taken. Daarom uit ook een tekort zich in typische symptomen. De hoofdvoedingsstoffen zijn het duide-
lijkst betrokken bij het totale verschijningsbeeld van de plant. Daardoor kunt u een gebrek aan N, P en K ook op verscheidene plaatsen aflezen : verminderde wortelgroei en/of bloem- of vruchtzetting, vertraagde ontwikkeling, veranderde groeiwijze en in de meeste gevallen verkleuring van het blad ( chlorose ).
Overvoeding
Een verminderd weerstandsvermogen is echter niet altijd uitsluitend aan een voedingstekort te wijten, maar kan ook door een teveel veroorzaakt worden. N is het beste voorbeeld : een te grote toevoer ervan leidt tot een disharmonieuze groei van cellen. Ze zwellen binnen hun dunne wand op door water en vormen daarbij een ideaal aan-grijpingspunt voor zwamdragende of de bijtende en zuigende mondjes van schadelijke insecten; en dat des te meer als de overtollige voedingsstoffen in de celoplossing als een verlokkelijk 'snoepje' fungeren. Bij de overige voedingsstoffen zijn de directe gevolgen van een te grote toevoer niet zo opvallend, maar toch ook duidelijk. Vaak wordt de schade indirect aangericht : de toegevoerde voedingsstof verdringt een andere voedingsstof, die er weliswaar op lijkt, maar andere functies uitoefen; de overmaat van het ene element uit zich in dit geval als een tekort aan een ander.
Calcium ( Ca ) wordt vaak tot de hoofdvoedingsstoffen van planten gerekend. Het element draagt bijv. in niet onbelangrijke mate bij aan de stevigheid van de cel-
wand. Daardoor speelt het ook een rol in de houdbaarheid van vruchten. Zijn belangrijkste functie vervult Ca echter niet in de plant, maar in de grond. Het werkt een kruimelige structuur in de hand en is van doorslaggevende invloed op de ph waarde. In de natuur komt Ca vooral in kalkgesteente voor. Voor de kunstmatige toevoer wordt het hetzij scheikundig daaruit gescheiden, hetzij door vermaling van algenskeletten.
Ook zwavel ( S ) is onmisbaar voor een goed gedijen. In de regel acht men het echter niet noodzakelijk om dit element extra toe te voeren, omdat het door uitlaatgassen en de zure regen eerder in overvloed in de bodem terecht komt.
Silicium ( Si ) is een wezenlijk bestanddeel van ( kwarts) zand en één van de meest voorkomende elementen ion de aardkorst. Biologische tuinders brengen Si met gesteen-temeel en plantenpreparaten gericht in de grond. Daar heeft het een gunstige uitwerking op de bodemstructuur. Aangezien de waterhuishouding en de stabiliteit van cel-wanden daardoor positief worden beïnvloed, is Si een bestanddeel van talloze preventieve beschermende en versterkende producten voor planten.
Hoewel van de spoorelementen ijzer ( Fe ), mangaan ( Mn ), chloor ( Cl ), borium ( B ), molybdeen ( Mo ), zink ( Zn ) en kopen ( Cu ) slechts minieme hoeveelheden nodig zijn, zijn ze niet minder onmisbaar voor de stofwisseling van planten. Daarom moeten ook zij soms gericht worden gegeven. De juiste dosering van voedingsstoffen is uiterst belangrijk : zowel te weinig als te veel kan schade aanrichten.
De Juiste Maat
Laat u niet leiden door het devies, 'beter teveel dan te weinig'. Doorslaggevend voor een goed gedijen is een evenwichtige toevoer van voedingsstoffen afgestemd op stand-plaats, plantensoort, klimaat en ontwikkelingsstadium van de planten.
Ondervoeding
De voedingsstoffen vervullen in de stofwisseling heel specifieke taken. Daarom uit ook een tekort zich in typische symptomen. De hoofdvoedingsstoffen zijn het duide-
lijkst betrokken bij het totale verschijningsbeeld van de plant. Daardoor kunt u een gebrek aan N, P en K ook op verscheidene plaatsen aflezen : verminderde wortelgroei en/of bloem- of vruchtzetting, vertraagde ontwikkeling, veranderde groeiwijze en in de meeste gevallen verkleuring van het blad ( chlorose ).
Overvoeding
Een verminderd weerstandsvermogen is echter niet altijd uitsluitend aan een voedingstekort te wijten, maar kan ook door een teveel veroorzaakt worden. N is het beste voorbeeld : een te grote toevoer ervan leidt tot een disharmonieuze groei van cellen. Ze zwellen binnen hun dunne wand op door water en vormen daarbij een ideaal aan-grijpingspunt voor zwamdragende of de bijtende en zuigende mondjes van schadelijke insecten; en dat des te meer als de overtollige voedingsstoffen in de celoplossing als een verlokkelijk 'snoepje' fungeren. Bij de overige voedingsstoffen zijn de directe gevolgen van een te grote toevoer niet zo opvallend, maar toch ook duidelijk. Vaak wordt de schade indirect aangericht : de toegevoerde voedingsstof verdringt een andere voedingsstof, die er weliswaar op lijkt, maar andere functies uitoefen; de overmaat van het ene element uit zich in dit geval als een tekort aan een ander.
Wat maakt een standplaats vruchtbaar ?
Eenzijdige grondeigenschappen, vochtvasthoudend of doorlatend, kalkrijk of zuur, vet of mager, kunt u door er tegengestelde substraten door te mengen enigszins corri-geren. Beslissend is echter of de bovenste kruimellaag leeft, want hierin wortelen de planten. En aangezien alle overige levende organismen zich direct of indirect met planten voeden, kunnen we zonder overdrijving deze bovenste kruimellaag de bron van alle leven noemen. De prachtige kringloop is rond wanneer alle levende wezens na de dood weer tot de aarde terugkeren.
Eenzijdige grondeigenschappen, vochtvasthoudend of doorlatend, kalkrijk of zuur, vet of mager, kunt u door er tegengestelde substraten door te mengen enigszins corri-geren. Beslissend is echter of de bovenste kruimellaag leeft, want hierin wortelen de planten. En aangezien alle overige levende organismen zich direct of indirect met planten voeden, kunnen we zonder overdrijving deze bovenste kruimellaag de bron van alle leven noemen. De prachtige kringloop is rond wanneer alle levende wezens na de dood weer tot de aarde terugkeren.
De Wonderbaarlijke Humuskringloop
Deze kringloop is alleen mogelijk doordat in de grond talloze microscopisch kleine organismen leven, die de restanten van planten voor zichzelf gebruiken en daarbij in humus omzetten. Dit materiaal, vermengd met de minerale ondergrond en bewoond door naarstige diertjes, herbergt het geheim van een duurzame vruchtbaarheid in zich. - een levende bodem vormt in letterlijke zin de ideale voedingsbodem voor de meeste plantenwortels - de gunstige structuur van humus bewerkstelligt een evenwicht tussen de lucht- en waterstroom in de bodem - de omzettingsprocessen die voortdurend plaatsvinden, voorzien planten van voedingsstoffen - humus slaat vrij beschikbare voedingsstoffen en water op optimale wijze op - eenzijdige eigenschappen van de ondergrond kunnen door geen ander substraat zo langdurig en effectief gecorrigeerd worden. |
De humus raakt uitgeput indien er niet telkens nieuwe organische stoffen worden toegevoerd. In de natuur functioneert de kringloop vanzelf, door afvallende bladeren en andere afgestorven plantendelen. In de tuin moeten we voor bevoorrading zorgen : mulchlagen, mest en compost garanderen de noodzakelijke toevoer van organische stoffen. Deze materialen zijn 'voer' voor de mirco-organismen.
Belangrijke Symbiose : planten en bodemorganismen
Wie tegenwoordig nog beweert dat het planten niets uitmaakt of ze organisch dan wel chemisch gevoed worden, omdat ze toch louter ionen opnemen, baseert zich ofwel op lang achterhaalde kennis of praat tegen beter weten in.
Het is algemeen bekend dat planten ook grote organische moleculen direct kunnen opnemen, bijv. vitaminen en aminozuren, niet alleen de oplosbare mestionen.
De toevoer van voedingsstoffen kan op korte termijn tekorten tegengaan, wanneer de grond nog humusarm is, wanneer afzonderlijke voedingsstoffen te weinig voorkomen. Voor een optimale oogst is bemesting dan onver-
vangbaar.
Wie tegenwoordig nog beweert dat het planten niets uitmaakt of ze organisch dan wel chemisch gevoed worden, omdat ze toch louter ionen opnemen, baseert zich ofwel op lang achterhaalde kennis of praat tegen beter weten in.
Het is algemeen bekend dat planten ook grote organische moleculen direct kunnen opnemen, bijv. vitaminen en aminozuren, niet alleen de oplosbare mestionen.
De toevoer van voedingsstoffen kan op korte termijn tekorten tegengaan, wanneer de grond nog humusarm is, wanneer afzonderlijke voedingsstoffen te weinig voorkomen. Voor een optimale oogst is bemesting dan onver-
vangbaar.
Door ondoordachte bemestingsmaatregelen en eenzijdige vruchtwisseling verarmt de grond daarentegen op den duur; giftige middelen brengen de levende organismen in de bodem in gevaar. Wanneer de humuslaag verdwijnt of vergiftigd raakt, worden de planten, maar ook de dieren en wij mensen bedreigd in ons bestaan. Daarom is een des-kundige grondverzorging niet alleen een noodzakelijk kwaad, maar ook een verstrekkende en verantwoordelijke taak voor iedere bezitter van een tuin.
Het probleem van oplosbare voedingszouten
Planten bezitten het vermogen om naar behoefte voedingsstoffen uit te kiezen en in hun stofwisselingskringloop op te nemen. Een te groot aanbod van oplosbare voedings-zouten stelt dit vermogen echter buiten werking : de 'keuzevrijheid' van planten moet wijken voor de scheikundige wet datgene op te nemen wat in de grootste concentratie in de grondoplossing aanwezig is. De gerichte bevrediging van behoeften maakt plaats voor een gestuurde luxe consumptie. De plantencel vormt overvloedig voedzame eiwitbestanddelen en compenseert het hoge gehalte door meer water. Het gevolg is dat plantencellen een dunne wand hebben en dus kwetsbaar zijn.
Samengevat
Gesteenten vormen het uitgangsmateriaal voor de bodemvorming. Door hun verwering ontstaan nieuwe scheikundige verbindingen en verschillende korrelgroottes,
Het bodemleven zorgt voor een organische teeltlaag, humus. In rijpe grond bewerkstelligen de organismen een stabiele kruimelstructuur.
De ph waarde hangt met het kalkgehalte samen en beïnvloedt de opname van voedingsstoffen.
Met diverse methoden kunt u de eigenschappen van de bodem en de daarin aanwezige voorraden aan voedingsstoffen bepalen.
Sommige voedingselementen, met stikstof voorop, zijn onmisbaar voor de groei van planten. Zowel een tekort als een teveel aan voeding is duidelijk herkenbaar.
Het vruchtbhaarst is een humeuze grond met een rijk bodemleven, hierin zetten micro-organismen voedingsstoffen om in een voor planten bruikbare vorm.
Het probleem van oplosbare voedingszouten
Planten bezitten het vermogen om naar behoefte voedingsstoffen uit te kiezen en in hun stofwisselingskringloop op te nemen. Een te groot aanbod van oplosbare voedings-zouten stelt dit vermogen echter buiten werking : de 'keuzevrijheid' van planten moet wijken voor de scheikundige wet datgene op te nemen wat in de grootste concentratie in de grondoplossing aanwezig is. De gerichte bevrediging van behoeften maakt plaats voor een gestuurde luxe consumptie. De plantencel vormt overvloedig voedzame eiwitbestanddelen en compenseert het hoge gehalte door meer water. Het gevolg is dat plantencellen een dunne wand hebben en dus kwetsbaar zijn.
Samengevat
Gesteenten vormen het uitgangsmateriaal voor de bodemvorming. Door hun verwering ontstaan nieuwe scheikundige verbindingen en verschillende korrelgroottes,
Het bodemleven zorgt voor een organische teeltlaag, humus. In rijpe grond bewerkstelligen de organismen een stabiele kruimelstructuur.
De ph waarde hangt met het kalkgehalte samen en beïnvloedt de opname van voedingsstoffen.
Met diverse methoden kunt u de eigenschappen van de bodem en de daarin aanwezige voorraden aan voedingsstoffen bepalen.
Sommige voedingselementen, met stikstof voorop, zijn onmisbaar voor de groei van planten. Zowel een tekort als een teveel aan voeding is duidelijk herkenbaar.
Het vruchtbhaarst is een humeuze grond met een rijk bodemleven, hierin zetten micro-organismen voedingsstoffen om in een voor planten bruikbare vorm.