Menu
Bollen & Knollen
Vanaf het eerste sneeuwklokje in januari tot de laatste nerine in de herfst zorgen bol- en knolgewassen voor een rijkdom aan kleur en de meeste vragen weinig aandacht.
Het grote sortiment bollen en knollen, verkrijgbaar bij kweker en tuincentrum, is een belangrijk uitgangspunt voor gemakkelijk tuinieren. Eenmaal geplant kunnen vele bollen en knollen verder aan hun lot worden overgelaten. Terwijl de grote meerderheid van vaste planten, éénjarigen en perkplanten alleen in de zomer bloeit, strekt de bloeitijd van bollen zich uit van januari tot december. Ook het gemak waarmee bollen zich aan de omstandigheden aanpassen vormt een voordeel. Ze groeien goed in de meeste grondsoorten, hebben zelden extra humus, bemesting of steun nodig en de meeste gedijen zowel in halfschaduw als in de volle zon. Ze kunnen in grote aantallen verwilderen in grasvelden en natuurtuinen. Groepjes bollen vrolijken bedden en borders op al vóór deze uit hun rust ontwaken. Zij zorgen voor kleur onder bomen en heesters, groeien in potten en balkonbakken en vullen in de winter het huis met hun geur en kleur. Er zijn zowel soorten, de regelrechte afstammelingen van in het wild groeiende bollen, als hybriden verkrijgbaar. Nieuwe hybriden zijn vaak erg duur, maar oude al bekende zijn goedkoper dan soorten en hebben grotere en levendiger gekleurde bloemen. Bollen en knollen kunnen naar bloeitijd, in vier groepen worden ingedeeld, namelijk winter- en vroege lentebloeiers, lente-, zomer- en herfstbloeiers.
De Eerste Bloemen van het Jaar
Het bekende Sneeuwklokje (Galanthus nivalis ) is elk jaar de eerste die verschijnt. Kort daarna volgen de blauwe, stervormige Sneeuwroem ( Chionodoxa luciliae ), de vroege krokussen, cyclamen en scilla's. Een andere vroege lentebode is de Kleine Winterakoniet ( Eranthis hyemalis ) met zijn heldergele bloemen boven een geveerde kraag van groene blaadjes.
Het grote sortiment bollen en knollen, verkrijgbaar bij kweker en tuincentrum, is een belangrijk uitgangspunt voor gemakkelijk tuinieren. Eenmaal geplant kunnen vele bollen en knollen verder aan hun lot worden overgelaten. Terwijl de grote meerderheid van vaste planten, éénjarigen en perkplanten alleen in de zomer bloeit, strekt de bloeitijd van bollen zich uit van januari tot december. Ook het gemak waarmee bollen zich aan de omstandigheden aanpassen vormt een voordeel. Ze groeien goed in de meeste grondsoorten, hebben zelden extra humus, bemesting of steun nodig en de meeste gedijen zowel in halfschaduw als in de volle zon. Ze kunnen in grote aantallen verwilderen in grasvelden en natuurtuinen. Groepjes bollen vrolijken bedden en borders op al vóór deze uit hun rust ontwaken. Zij zorgen voor kleur onder bomen en heesters, groeien in potten en balkonbakken en vullen in de winter het huis met hun geur en kleur. Er zijn zowel soorten, de regelrechte afstammelingen van in het wild groeiende bollen, als hybriden verkrijgbaar. Nieuwe hybriden zijn vaak erg duur, maar oude al bekende zijn goedkoper dan soorten en hebben grotere en levendiger gekleurde bloemen. Bollen en knollen kunnen naar bloeitijd, in vier groepen worden ingedeeld, namelijk winter- en vroege lentebloeiers, lente-, zomer- en herfstbloeiers.
De Eerste Bloemen van het Jaar
Het bekende Sneeuwklokje (Galanthus nivalis ) is elk jaar de eerste die verschijnt. Kort daarna volgen de blauwe, stervormige Sneeuwroem ( Chionodoxa luciliae ), de vroege krokussen, cyclamen en scilla's. Een andere vroege lentebode is de Kleine Winterakoniet ( Eranthis hyemalis ) met zijn heldergele bloemen boven een geveerde kraag van groene blaadjes.
Lenteboden
In maart, april en mei verschijnen de bloemen van de lentebloeiers. Het eerste komen de krokussen en narcissen. Deze komen het best tot hun recht als men ze tussen het gras of in flinke groepen onder bomen laat verwilderen. Andere lenteboden zijn hyacinten, blauwe druifjes ( Muscari botryoides ) vroege tulpen en lenteklokjes. Hyacinten zijn zeer geschikt voor balkonbakken omdat daar de zware geur van de dichte bloemtrossen niet onopgemerkt zal verwaaien. Voor de tuin kan men beter kleinere maten bollen met een omvang van ongeveer 12 - 13 cm gebruiken dan de grotere bollen die in huis tot bloei worden gebracht. De bloem trossen zijn dan wat kleiner maar ook beter bestand tegen wind en regen. De kleine soorten zoals Spaanse Hyacint ( Hyacinthus amethystina ) en de Druifhyacint ( Hya-cinthus azureus ) zijn zeer geschikt voor de rotstuin of de voorkant van de border. De eerste tulpen, geschikt voor rotstuinen en perken, verschijnen in maart, terwijl de grotere hybriden in april en mei bloeien. De Darwintulpen met hun sterke stelen worden wel het meest gevraagd. |
Zomerse Variatie
De voorzomer wordt ingeluid door Erythroniums, sierlijke Fritillaria's. helderblauwe Scilla's en Anemonen. Deze kleine bolbloemen zijn zeer geschikt om aan de rand van een bloembed of in bakken te worden geplant. Hierna komen Ranunculus, Ixia en Sparaxis in de warme zonnige borders waar ze geleidelijk plaats maken voor sieruien ( Alium ) en botanische gladiolen. Midden in de zomer verschijnen de statige gladiool hybridenm, de gebogen bloemtrossen van Crocosmia ( Montbretia's ) en de welriekende Acidanthera's.
Al deze bloemen voelen zich zowel in borders met vaste planten als tussen heesters thuis.
Kleur In Herfst En Winter
In september nemen de sierlijke Colchicum autumnale ( Herfsttijloos ) en Crocus speciosus ( Herfstkrokus ) het over van de gladiool hybriden. Net als in de lente bloeiende Krokussen kunnen ook deze het best in grote groepen onder bladverliezende bomen en in hoekjes van de rotstuin worden gezet, wat de Herfsttijlozen betreft in groepjes tussen het gras waar ze kunnen verwilderen en jaren achtereen ongemoeid gelaten kunnen worden. De herfst brengt ook de grote trompetvormige roze of witte bloemen van de Amaryllis belladonna. ( Belladonnalelie ). Dan komen de nerines met hun trotse helderroze en rode bloemen op de bladerloze stelen en de Sternbergia's met heldergele krokusachtige bloemen, die bloeien van september tot november. Als het jaar ten einde loopt, geven bollen van hyacint, narcis en tulp in huis kleur aan de donkere maanden. En buiten opent zich onder de kale bomen Cyclamen coum ( rondbladige cylaam ) waarvan de tere roze en witte bloemen soms al eind december de nieuwe lente aankondigen.
De voorzomer wordt ingeluid door Erythroniums, sierlijke Fritillaria's. helderblauwe Scilla's en Anemonen. Deze kleine bolbloemen zijn zeer geschikt om aan de rand van een bloembed of in bakken te worden geplant. Hierna komen Ranunculus, Ixia en Sparaxis in de warme zonnige borders waar ze geleidelijk plaats maken voor sieruien ( Alium ) en botanische gladiolen. Midden in de zomer verschijnen de statige gladiool hybridenm, de gebogen bloemtrossen van Crocosmia ( Montbretia's ) en de welriekende Acidanthera's.
Al deze bloemen voelen zich zowel in borders met vaste planten als tussen heesters thuis.
Kleur In Herfst En Winter
In september nemen de sierlijke Colchicum autumnale ( Herfsttijloos ) en Crocus speciosus ( Herfstkrokus ) het over van de gladiool hybriden. Net als in de lente bloeiende Krokussen kunnen ook deze het best in grote groepen onder bladverliezende bomen en in hoekjes van de rotstuin worden gezet, wat de Herfsttijlozen betreft in groepjes tussen het gras waar ze kunnen verwilderen en jaren achtereen ongemoeid gelaten kunnen worden. De herfst brengt ook de grote trompetvormige roze of witte bloemen van de Amaryllis belladonna. ( Belladonnalelie ). Dan komen de nerines met hun trotse helderroze en rode bloemen op de bladerloze stelen en de Sternbergia's met heldergele krokusachtige bloemen, die bloeien van september tot november. Als het jaar ten einde loopt, geven bollen van hyacint, narcis en tulp in huis kleur aan de donkere maanden. En buiten opent zich onder de kale bomen Cyclamen coum ( rondbladige cylaam ) waarvan de tere roze en witte bloemen soms al eind december de nieuwe lente aankondigen.
De Meest Geliefde Bol- & Knolgewassen
Narcissen
Geen tuin is volledig zonder groepjes goudgele trompetnarcissen die wiegen in de voorjaarswind. De narcis kende men al in de oudheid; er zijn afbeeldingen van narcissen gevonden in Egyptische graven en in de werken van Homerus en Socrates worden ze genoemd. De narcis is één van de gemakkelijkst verwilderde bolgewassen aangezien het goed groeit onder bomen, op de hoeken van gazons en op met gras begroeide oevers en taluds. De meeste tuinvariëteiten zijn ontstaan uit wilde soorten. Er zijn nu meer dan achtduizend narcis-rassen, onderverdeeld naar bloemvorm en kleur. De bloemen bestaan uit een bijkroon of trompet omgeven door zes bloemlippen. Bij de trompetnarcissen is de trompet even lang als of langer dan de bloemslippen. |
graven en in de werken van Homerus en Socrates worden ze genoemd. De narcis is één van de gemakkelijkst verwilderde bolgewassen aangezien het goed groeit onder bomen, op de hoeken van gazons en op met gras begroeide oevers en taluds. De meeste tuinvariëteiten zijn ontstaan uit wilde soorten. Er zijn nu meer dan achtduizend narcis-rassen, onderverdeeld naar bloemvorm en kleur. De bloemen bestaan uit een bijkroon of trompet omgeven door zes bloemlippen. Bij de trompetnarcissen is de trompet even lang als of langer dan de bloemslippen. De trompet is bovenaan gekarteld of gekroesd en de zes over elkaar liggende bloemslippen hebben meestal een spitse punt. De kleu-ren variëren : bij sommige zijn zowel de bijkroon als de bloemslippen heldergeel, bij andere is het geel van de bloemslippen donkerder of lichter dan dat van de bijkroon. Tweekleurige trompetnarcissen hebben een gele bijkroon en witte bloemslippen en bij een derde groep is alles wit. Een in verhouding tot de bloemslippen minder lange bij-kroon of trompet hebben de groot- en kleinkronige narcissen. Zij vertonen een grote variatie in kleur, bijkroon en bloemslippen kunnen wit, roomkleurig, geel, roze, rood of oranje zijn; soms zijn ze van dezelfde, soms van verschillende kleuren. Bij de dubbel-bloemige narcissen is de bijkroon niet te onderscheiden van de bloemslippen. Ze zijn wit, roomkleurig, lichtgeel of oranje. De triandrus- en cyclamineusnarcissen hebben hangende klokvormige bijkronen en teruggeslagen bloemslippen. Tazetta- of trosnarcissen hebben meer bloemen per steel, de poeticus narcissen hebben een gekartelde bijkroon die gekleurd is, en witte naast elkaar liggende bloemslippen. Jonquille narcissen hebben een opvallende zoet geur. Elke stengel draagt een kleine tros bloemen met een platte roomkleurige, gele of spitse bijkroon en ronde of spitse bloemslippen in een afstekende tint.
De trompet is bovenaan gekarteld of gekroesd en de zes over elkaar liggende bloemslippen hebben meestal een spitse punt. De kleu-ren variëren : bij sommige zijn zowel de bijkroon als de bloemslippen heldergeel, bij andere is het geel van de bloemslippen donkerder of lichter dan dat van de bijkroon. Tweekleurige trompetnarcissen hebben een gele bijkroon en witte bloemslippen en bij een derde groep is alles wit. Een in verhouding tot de bloemslippen minder lange bij-kroon of trompet hebben de groot- en kleinkronige narcissen. Zij vertonen een grote variatie in kleur, bijkroon en bloemslippen kunnen wit, roomkleurig, geel, roze, rood of oranje zijn; soms zijn ze van dezelfde, soms van verschillende kleuren. Bij de dubbel-bloemige narcissen is de bijkroon niet te onderscheiden van de bloemslippen. Ze zijn wit, roomkleurig, lichtgeel of oranje. De triandrus- en cyclamineusnarcissen hebben hangende klokvormige bijkronen en teruggeslagen bloemslippen. Tazetta- of trosnarcissen hebben meer bloemen per steel, de poeticus narcissen hebben een gekartelde bijkroon die gekleurd is, en witte naast elkaar liggende bloemslippen. Jonquille narcissen hebben een opvallende zoet geur. Elke stengel draagt een kleine tros bloemen met een platte roomkleurige, gele of spitse bijkroon en ronde of spitse bloemslippen in een afstekende tint.
De trompet is bovenaan gekarteld of gekroesd en de zes over elkaar liggende bloemslippen hebben meestal een spitse punt. De kleu-ren variëren : bij sommige zijn zowel de bijkroon als de bloemslippen heldergeel, bij andere is het geel van de bloemslippen donkerder of lichter dan dat van de bijkroon. Tweekleurige trompetnarcissen hebben een gele bijkroon en witte bloemslippen en bij een derde groep is alles wit. Een in verhouding tot de bloemslippen minder lange bij-kroon of trompet hebben de groot- en kleinkronige narcissen. Zij vertonen een grote variatie in kleur, bijkroon en bloemslippen kunnen wit, roomkleurig, geel, roze, rood of oranje zijn; soms zijn ze van dezelfde, soms van verschillende kleuren. Bij de dubbel-bloemige narcissen is de bijkroon niet te onderscheiden van de bloemslippen. Ze zijn wit, roomkleurig, lichtgeel of oranje. De triandrus- en cyclamineusnarcissen hebben hangende klokvormige bijkronen en teruggeslagen bloemslippen. Tazetta- of trosnarcissen hebben meer bloemen per steel, de poeticus narcissen hebben een gekartelde bijkroon die gekleurd is, en witte naast elkaar liggende bloemslippen. Jonquille narcissen hebben een opvallende zoet geur. Elke stengel draagt een kleine tros bloemen met een platte roomkleurige, gele of spitse bijkroon en ronde of spitse bloemslippen in een afstekende tint.
Crocussen
Een grote groep crocussen geeft in de vroege lente, als er nog maar weinig andere planten in de tuin bloeien, een weelde van kleuren. De gele, blauwe of paarse bloemen openen zich voor de gele trompetnarcissen en komen net als deze het best uit in het gras of in groepen onder heesters. De meeste crocussen zijn hybriden of benaamde variëteiten. Maar er zijn nog soorten verkrijgbaar, zoals Crocus ancyrensis waarbij uit één knol meer dan twintig kleine bloemen komen. Er zijn zowel in de lente als in de herfst en winter bloeiende crocussen. Alle komen uit kleine, vrij platte knolletjes. De in winter en lente bloeiende crocussen vormen hun ongesteelde bloemen tegelijk met de bladeren die veel op gras lijken. Bij de herfstbloeiers komende bladeren pas na de bloei. |
De crocusbloemen zijn 8 - 12 cm hoog en bestaan uit zes bloembladen die bij hybriden en benaamde variëteiten rond en bij de wilde soorten puntig zijn. Bij heldere zon gaan de bloemen wijd open, waarbij de mooie goudgele of oranje helmknoppen zichtbaar worden. De in de winter bloeiende crocussen die vanaf februari buiten bloeien, zijn ontwikkeld uit Crocus chrysanthus en andere soorten. De bloemen zijn 8 cm hoogen variëren in kleur van diverse tinten geel tot blauw en paars. Vele hebben contrasterende strepen of vlekken en de kleur aan de binnenzijde verschilt vaak van die aan de buitenzijde. De grootbloemige crocussen die in maart bloeien zijn Hollandse variëteiten van Crocus vernus. Dit zijn de grootste crocussen. De 12 cm hoge bloemen zijn wit, blauw, violet, paarsrood of goudgeel. soms met strepen van een andere kleur. In de herfst bloeiende crocussen verschijnen vanaf september tot november. De bloemen die 10 - 12 cm hoog worden zijn zuiver wit, zachtlila of paarsblauw. Ze vertonen veel overeenkomst met de Herfsttijloos ( Colchicum autumnale ) die lila of roze bloemen heeft.
Gladiolen
De latijnse naam Gladiolus betekent zwaard en slaat op de vorm van de bladeren, maar het zijn de fraaie bloemen die de plant zo aantrekkelijk maken. De kleuren, variërend van lichtgeel tot helder scharlaken, verlevendigen de zomerse tuin. Op water zijn de bloemen lang houdbaar. De afzonderlijke bloemen staan in twee rijen aan één dikke bloemstengel en wijzen in dezelfde richting. De bloeiwijze kan tot 60 cm lang zijn en bestaat uit 16 tot 26 trompetvormige bloemen die elk zes bloembladen hebben waarvan de buitenste drie iets teruggeslagen zijn. Soms zijn de bloemen effen, maar vaker twee- of driekleurig, met een opvallende tekening in de keel. De knollen van de gladiool zijn niet winterhard. Naar grootte en vorm van de bloem zijn vier groepen te onderscheiden. De grootbloemige hybriden, meer geschikt voor de tuin dan als snijbloem, vormen 60 cm lange bloemaren. De driehoekige, over elkaar vallende bloemen zijn 10 - 14 cm in doorsnede. De bloeiwijze van primulinusgladiolen is slanker, ongeveer 45 cm lang, met vrijstaande, 5 - 8 cm brede bloemen, die niet in twee rijen groeien. Het bovenste bloemblad is meestal naar binnen omgeslagen en over helmknoppen en stempel gevouwen. Ook bij de miniatuur hybriden is het bovenste bloemblad licht naar binnen geslagen, maar de bloemen zijn kleiner ( 3 - 5 cm ) dan bij de primulinus gladiolen. De bloemen, die vaak geplooide of ingesneden bloembladen hebben, staan dicht opeen in een 45 cm lange bloeiwijze.
De latijnse naam Gladiolus betekent zwaard en slaat op de vorm van de bladeren, maar het zijn de fraaie bloemen die de plant zo aantrekkelijk maken. De kleuren, variërend van lichtgeel tot helder scharlaken, verlevendigen de zomerse tuin. Op water zijn de bloemen lang houdbaar. De afzonderlijke bloemen staan in twee rijen aan één dikke bloemstengel en wijzen in dezelfde richting. De bloeiwijze kan tot 60 cm lang zijn en bestaat uit 16 tot 26 trompetvormige bloemen die elk zes bloembladen hebben waarvan de buitenste drie iets teruggeslagen zijn. Soms zijn de bloemen effen, maar vaker twee- of driekleurig, met een opvallende tekening in de keel. De knollen van de gladiool zijn niet winterhard. Naar grootte en vorm van de bloem zijn vier groepen te onderscheiden. De grootbloemige hybriden, meer geschikt voor de tuin dan als snijbloem, vormen 60 cm lange bloemaren. De driehoekige, over elkaar vallende bloemen zijn 10 - 14 cm in doorsnede. De bloeiwijze van primulinusgladiolen is slanker, ongeveer 45 cm lang, met vrijstaande, 5 - 8 cm brede bloemen, die niet in twee rijen groeien. Het bovenste bloemblad is meestal naar binnen omgeslagen en over helmknoppen en stempel gevouwen. Ook bij de miniatuur hybriden is het bovenste bloemblad licht naar binnen geslagen, maar de bloemen zijn kleiner ( 3 - 5 cm ) dan bij de primulinus gladiolen. De bloemen, die vaak geplooide of ingesneden bloembladen hebben, staan dicht opeen in een 45 cm lange bloeiwijze.
De butterfly gladiolen komen wat de bloembladen en de stand van de bloemen betreft overeen met de grootbloemige hybriden, maar de bloeiwijze is korter ( tot 55 cm ), de randen van de bloemblaadjes zijn vaak geplooid en ingesneden en de bloemen zijn ongeveer 8 cm in doorsnee. Deze groep bezit de meest opvallende keeltekening.
Hyacinten
Tijdens de kleurloze winterdagen kunnen de welriekende hyacinten-bloemen meer kleur en vreugde brengen in dan niet zo bloemrijke huiskamers . Hoewel hyacinten veel als kamerplant worden gebruikt, zijn ze ook zeer ge-schikt voor de tuin en voor bakken en potten. Sommige kwekers leveren geprepareerde bollen die, als ze in de herfst worden geplant, tegen Kerstmis in plaats van in januari zullen bloeien. Hoe bollen vervroegd in bloei getrokken kunnen worden staat verder op beschreven. De gekweekte hyacinten stammen bijna alle af van een enkele wilde soort, Hyacinthus orientalis, en de moderne variëteiten hebben de karakteristieke grootbloemige bloeiwijze, één per bol. Ze staan bekend als Hollandse hyacinten. Grote bollen met een grote bloemtros zijn zeer geschikt voor in huis; in de tuin zijn de kleine bollen door hun kortere stelen en kleinere bloemtrossen beter bestand tegen regen en wind. De sterk geurende bloemen kunnen wit, roomkleurig, geel, zalmkleurig, roze, rood, licht- en donkerblauw of paars zijn. Bij Hyacinthus orientalis var. albulus komt uit elke bol een kleinere bloeiwijze. Er zijn onder de naam 'Multiflora' zeer grote bollen met 9 - 12 bloemtrossen. |
De afzonderlijke bloemen in de tinten wit, roze en blauw, staan minder dicht opeen dan bij de Hollandse hyacinten. Ze kunnen het best in huis worden opgekweekt, waar ze van januari tot maart bloeien; de voorbehandelde ( geprepareerde ) bollen bloeien tegen Kerstmis.
Sneeuwklokjes
De kraalvormige groene knoppen van het sneeuwklokje ( Galanthus nivalis ) kunnen in januari en februari al boven de sneeuw uitsteken, maar zullen bij zeer koud weer gesloten blijven tot ze de warmte van de zon voelen. De knikkende bloemen bestaan uit zes bloemblaadjes waarvan de buitenste drie langer zijn dan de binnenste. Sneeuwklokjes kunnen in groepjes worden geplant in een gemengde of een vaste plantenborder, in een hoek van het gazon of tussen het gras onder bomen. De bollen drogen aan de lucht wel uit en het is dan ook het best ze direct na de bloei weer in de grond te zetten. Als u gedroogde bolletjes koopt, plant ze dan ook zo snel mogelijk. Ze zullen het eerste jaar niet zo goed bloeien, omdat ze tijd nodig hebben om te acclimatiseren, maar |
als ze zich eenmaal hersteld hebben zullen ze goed bloeien en verder weinig aandacht vragen. Ze hebben het liefst halfschaduw en een zware, vochtige grond. Hoewel men ze weinig in huis ziet, zijn sneeuwklokjes evenals crocussen en hyacinten ook geschikt voor de potcultuur. Wel moeten ze vrij koel worden gehouden. Laat ze bijvoorbeeld in de koude bak tot de bloemknoppen zichtbaar zijn en breng ze dan in een koele kamer, bij voorkeur niet warmer dan 10 graden celcius.
Tulpen
Meer dan 300 jaar geleden werd de tulp van Turkije naar Nederland gebracht en vandaar naar andere landen van Europa. Intussen hebben de Nederlandse bollenkwekers de oorspronkelijke soorten zodanig gekruist, teruggekruist en veranderd dat het noodzakelijk werd, ze al naar de kenmerken in groepen in te delen. Tulpen zorgen evenals andere bolgewassen voor een rijkdom aan kleur, zonder veel verzorging te vragen. Alleen ziekten, plagen of een te natte bodem kunnen oorzaak zijn dat ze het eerste jaar niet bloeien. Een tulpebol loopt spits toe en heeft een dunne huid. De bol vormt één enkele rechte bloeistengel. Dicht bij de grond verschijnen één of twee lancetvormige bladeren en hoger aan de stengel nog eens twee of drie kleinere. De bloem heeft zes bloembladen en kan wit, rood, roze. oranje, violet, purper, paars of tweekleurig zijn. Al naar de groep kan de tulpenbloem variëren van kort bekervormig tot groot en rond ( Darwintulpen ), dubbel zijn, de vorm van een pioenroos hebben of toegespitst en lelieachtig zijn. Ander zijn hoekig, openen zich wijd tot een stervorm ( Kaufmannia tulpen ) of zijn gedraaid en dragen franje ( Papegaaitulpen ). Botanische tulpen, de oorspronkelijke soorten dus, zijn zeer geschikt voor de rotstuin en mooi door hun korte stevige stelen en buitengewoon heldere kleuren. |
Het Planten Van Bollen & Knollen
Keuze van de plaats en klaarmaken van de grond
Als de grond redelijk is en goed afwatert en de standplaats beschermd is tegen harde wind, zullen de meeste bollen overal in de tuin goed gedijen. Ze kunnen geplant worden in perken en borders, in rotstuinen en bakken, sommige kleine bollen, zoals Sneeuwklokje, Winterakoniet en Crocus ook onder heesters en bomen. Andere, speciaal Narcissen en Crocussen verwilderen gemakkelijk tussen het gras, waar ze jaren achtereen aan hun lot overgelaten kunnen worden. De meeste bollen hebben voorkeur voor een plaats in de zon, maar enkele, waaronder Cyclamen, Erythonium, Scilla, Galanthus en Winterakoniet doen het ook goed op een beschaduwde plaats. Sommige bollen, waaronder Acidanthera, Amaryllis, Nerine en Sparaxis, zijn gevoelig voor koude en kunnen het beste tegen een muur op het zuiden worden geplant waar ze zoveel mogelijk zon krijgen en beschermd zijn tegen de wind.
Keuze van de plaats en klaarmaken van de grond
Als de grond redelijk is en goed afwatert en de standplaats beschermd is tegen harde wind, zullen de meeste bollen overal in de tuin goed gedijen. Ze kunnen geplant worden in perken en borders, in rotstuinen en bakken, sommige kleine bollen, zoals Sneeuwklokje, Winterakoniet en Crocus ook onder heesters en bomen. Andere, speciaal Narcissen en Crocussen verwilderen gemakkelijk tussen het gras, waar ze jaren achtereen aan hun lot overgelaten kunnen worden. De meeste bollen hebben voorkeur voor een plaats in de zon, maar enkele, waaronder Cyclamen, Erythonium, Scilla, Galanthus en Winterakoniet doen het ook goed op een beschaduwde plaats. Sommige bollen, waaronder Acidanthera, Amaryllis, Nerine en Sparaxis, zijn gevoelig voor koude en kunnen het beste tegen een muur op het zuiden worden geplant waar ze zoveel mogelijk zon krijgen en beschermd zijn tegen de wind.
Denk er bij het planten van in de lente bloeiende bollen tussen het gras aan, dat dit niet eerder gemaaid mag worden dan nadat de bladeren geel zijn geworden ( afgestorven ). Plant ze op een plaats waar het ongemaaide gras niet direct opvalt. Plant in de lente bloeiende bollen van september tot november, in de zomer bloeiende bollen in maart ( de minder winterharde typen in april en mei ) en in de herfst bloeiende in juli en augustus. Ongeacht de tijd van het jaar moet de plaats waar geplant wordt, goed worden klaargemaakt. Spit de grond om en verwijder alle ongewenste kruiden en steentjes. Meng tuinturf of goed verteerde compost door de grond ( een emmer per vierkante meter ) en laat de grond dan zo een paar dagen rusten.
Bollen In Rotstuinen & Tussen Tegels Alle laagblijvende bolgewassen, of ze nu in de lente, zomer of in de herfst bloeien, voelen zich thuis in rotstuinen of tussen de tegels. Verwijder alle steentje op de plaats waar geplant moet worden en maak met een plantschopje gaten, twee keer zo diep als de bollen hoog zijn. |
Plant de bollen afzonderlijk of in groepjes van drie of vijf. Maak daarna de grond weer gelijk en markeer de plaats. Tot de bollen die al vroeg in het jaar de rotstuin een welkom kleurtje kunnen geven, behoren, Galanthus nivalis, Crocus chrysanthus, Cyclamen coum, Eranthis hyemalis, Narcissus topolino en Scilla bifolia en Scilla tuberbeniana. Na de lentebollen zorgen de dwerg-alliums en -gladiolen voor kleur in de zomer. Deze kunnen worden gevolgd door Stembergia's en Herfstcrocussen, waaronder vele soorten die 's winters bloeien. Kleine bollen steken leuk af tegen zodevormende planten als Tijm en Acena. Het helder groene blad vormt een markante achtergrond voor de bloeiende bollen.
Waar de zode vormende plant stevig geworteld is, kan deze met een handgreepje wat losgemaakt worden, waarna de bol met een stompe pootstok wordt geplant. Als de plant slechts één centrale wortel heeft rolt men de liggende stengels naar één kant en plant de bollen met een smal plantschopje. Sommige bolgewassen, met name Galanthus, kunnen het best worden verplant als ze nog in de groei zijn. Verplant deze na de bloei. Plant ze op de oorspronkelijke diepte of iets dieper en houd ze vochtig tot de bladeren afgestorven zijn.
Het Planten van bollen in een regelmatige groep Leg de bollen vóór het planten op regelmatige afstand van elkaar. De afstand tussen de bollen moet even groot zijn als de plant breed wordt. Begin het planten vanuit het midden. Maak met een plantschopje gaten die twee keer zo diep als de bollen hoog zijn ( bol = 2 cm - plantgat = 4 cm diep ). Zet de bol met de neus naar boven in het plantgat, draai het een slag zodat de onderkant tegen de aarde wordt gedrukt, bedek het met de uitgegraven grond en plant vervolgens de overige bollen op dezelfde wijze. |
Markeer het midden van de plaats waar geplant is met een label en geef ook de één of andere wijze de begrenzing aan, zodat daar later niet bij vergissing andere gewassen worden geplant. Als er tegelijk met de bollen ook andere planten worden uitgezet, bijvoorbeeld muurbloemen samen met bloeiende tulpen, plant die dan eerst en zet daarna de bollen er tussen.
Bollen waarvan bloemen worden gesneden
Als men van bollen snijbloemen wenst is het aan te bevelen uit elk groepje slechts een paar bloemen te nemen, zodat er ook voor de tuin wat kleur behouden blijft. Als er ruimte is, kunnen elders afzonderlijk enkele rijen Narcissen, Tulpen en Gladiolen worden geplant. Maak de grond op de gewone wijze klaar, plant de bollen iets dichter bij elkaar dan de planten breed worden en houd 50 - 60 cm ruimte tussen de rijen. Snijd zo weinig mogelijk bladeren mee af en pluk de bloemen in de vroege morgen of de late avond. Gebruik daarvoor een scherpe schaar of een scherp mes. Zet dan de bloemen op water waaraan bolbloemenvoedsel is toegevoegd en laat ze een paar uur op een koele plaats staan alvorens ze in de huiskamer te zetten. |
Verwilderen van bollen in gras en onder bomen
Narcissen, Galanthus en Crocussen kunnen willekeurig verspreid beter uit dan in een regelmatige groep. Narcissen en Crocussen kunnen in een niet te nat gazon verwilderen. Het natuurlijkste effect wordt bereikt door de bollen daar te planten waar ze bij het uitstrooien terecht zijn gekomen. Maak plantgaten voor af-zonderlijke bollen met een plantschopje of met een speciale bollenplanter, bestaande uit een enigszins taps toelopende, aan beide zijden open cilinder met een lange of korte steel. De cilinder wordt in de grond gedrukt, tweemaal zo diep als de bol hoog is, en dan met grond gevuld weer omhoog gehaald. Zet de bol in het gat en breng dan de uitgestoken grondkluit weer op zijn plaats. Bij het planten van grote groepen wordt eerste gekeken waar de bollen bij het uitstrooien zijn terecht gekomen. Leg ze dan in dezelfde positie ten opzichte van elkaar op zij om de zode te kunnen verwijderen. Maak een H-vormige snede in het gras, steek de zoden aan de onderkant los en leg ze naar twee kanten open. |
Maak de grond met een greep wat losser. Op de juiste plaatsen worden nu de bollen geplant.
Maak de grond gelijk, sla de zoden terug en druk ze stevig aan. De Verzorging Na Het Planten Verzorging van overblijvende bollen De meeste overblijvende bollen en knollen hebben weinig aandacht nodig en zullen jaren achtereen genoeg hebben aan de gewone routine verzorgingv an de tuin. Begin met wieden, met de hand of de schoffel, in februari als de eerste bollen scheuten vertonen. Beschadig de tere scheuten niet. |
Wegnemen van uitbloeide bloemen
Bij in de lente bloeiende Narcissen, Tulpea en Hyacinten moeten uitgebloeide bloemen verwijderd worden. Ze zijn ontsierend en de vorming van zaad zou van de bollen te veel energie vergen. Tulpenbloemen bevatten schimmelsporen, als deze niet met de uitvallende bloemen worden verwijderd, gaan ze naar de bollen. Snijd verwelkte bloemen met 3 - 5 cm steel af en laat de rest van de steel en de bladeren zitten, hieraan onttrekken de bollen voeding die ze opslaan. Stroop bij Hyacinten de bloemen van onder naar boven met dem hand af. Laat de steel intact want deze voorziet de bol van voeding.
Snijd bij verwelkte gladiolen de bloeiwijze af maar laat minstens vier bladparen staan. Er zijn ook bollen en knollen die uit afgevallen zaad goede nieuwe planten vormen.
Van Galanthus, Scilla's, Blauwe Druifjes, Chionodoxa's en Cyclamen moeten de verwelkte bloemen alleen worden weggenomen als er geen nieuwe planten worden gewenst.
Behalve wanneer men uitgebloeide bollen plaats wil laten maken voor andere planten, moeten alle bladeren en bloemstengels aan de plant verwelken en op natuurlijke wijze afsterven. Bind niet uit netheidsoverwegingen de bladeren bijeen want dat verkleint het bladoppervlak dat aan de zon is blootgesteld, en leidt tot ondervoeding van de bol.
Het Steunen van Hoge Planten
Als ze die genoeg geplant zijn hebben bollen zelden steun nodig. Op winderige, onbeschutte plaatsen kan het nodig zijn hoge varianten van Gladiolen en Allium steun te geven met behulp van dunne tonkin- of bamboestokken. Snijgladiolen die op rij geteeld worden kunnen het gewoonlijk zonder steun stellen, zo nodig kan voor en achter de rij een touwtje gespannen worden tussen twee paaltjes aan de einden van de rij.
Bescherming Tegen Vorst
Hoewel kwetsbare bollen gewoonlijk uit de grond worden gehaald en voor de winter worden opgeslagen, kan men het er soms op wagen Gladiolen, Ixia's, Nerines en Sternbergia's in de grond te laten. Bescherm ze dan wel tijdens vriezend weer door een 8 - 10 cm dik winterdek van coniferentakken of stro.
Rooien, Drogen & Bewaren van Bollen & Knollen
Bollen worden om drie belangrijke redenen gerooid : om plaats te maken voor andere planten; omdat ze te kwetsbaar zijn om de winter buiten door te brengen; of omdat er teveel gekomen zijn. In de lente bloeiende bollen, zoals Hyacinten, Narcissen en Tulpen laat men bij voorkeur zitten tot het blad is afgestorven. Is dit niet mogelijk omdat de ruimte nodig is voor zomerplanten, neem dan de bollen op en breng ze over naar een plaats waar ze nog even kunnen groeien.
Bij in de lente bloeiende Narcissen, Tulpea en Hyacinten moeten uitgebloeide bloemen verwijderd worden. Ze zijn ontsierend en de vorming van zaad zou van de bollen te veel energie vergen. Tulpenbloemen bevatten schimmelsporen, als deze niet met de uitvallende bloemen worden verwijderd, gaan ze naar de bollen. Snijd verwelkte bloemen met 3 - 5 cm steel af en laat de rest van de steel en de bladeren zitten, hieraan onttrekken de bollen voeding die ze opslaan. Stroop bij Hyacinten de bloemen van onder naar boven met dem hand af. Laat de steel intact want deze voorziet de bol van voeding.
Snijd bij verwelkte gladiolen de bloeiwijze af maar laat minstens vier bladparen staan. Er zijn ook bollen en knollen die uit afgevallen zaad goede nieuwe planten vormen.
Van Galanthus, Scilla's, Blauwe Druifjes, Chionodoxa's en Cyclamen moeten de verwelkte bloemen alleen worden weggenomen als er geen nieuwe planten worden gewenst.
Behalve wanneer men uitgebloeide bollen plaats wil laten maken voor andere planten, moeten alle bladeren en bloemstengels aan de plant verwelken en op natuurlijke wijze afsterven. Bind niet uit netheidsoverwegingen de bladeren bijeen want dat verkleint het bladoppervlak dat aan de zon is blootgesteld, en leidt tot ondervoeding van de bol.
Het Steunen van Hoge Planten
Als ze die genoeg geplant zijn hebben bollen zelden steun nodig. Op winderige, onbeschutte plaatsen kan het nodig zijn hoge varianten van Gladiolen en Allium steun te geven met behulp van dunne tonkin- of bamboestokken. Snijgladiolen die op rij geteeld worden kunnen het gewoonlijk zonder steun stellen, zo nodig kan voor en achter de rij een touwtje gespannen worden tussen twee paaltjes aan de einden van de rij.
Bescherming Tegen Vorst
Hoewel kwetsbare bollen gewoonlijk uit de grond worden gehaald en voor de winter worden opgeslagen, kan men het er soms op wagen Gladiolen, Ixia's, Nerines en Sternbergia's in de grond te laten. Bescherm ze dan wel tijdens vriezend weer door een 8 - 10 cm dik winterdek van coniferentakken of stro.
Rooien, Drogen & Bewaren van Bollen & Knollen
Bollen worden om drie belangrijke redenen gerooid : om plaats te maken voor andere planten; omdat ze te kwetsbaar zijn om de winter buiten door te brengen; of omdat er teveel gekomen zijn. In de lente bloeiende bollen, zoals Hyacinten, Narcissen en Tulpen laat men bij voorkeur zitten tot het blad is afgestorven. Is dit niet mogelijk omdat de ruimte nodig is voor zomerplanten, neem dan de bollen op en breng ze over naar een plaats waar ze nog even kunnen groeien.
Steek op flinke afstand van de plant een greep in de grond, diep genoeg om onder de bollen te komen. Licht ze voorzichtig op, met grond, bladeren en stelen. Brokkel de grond van de bol af zonder de bolhuid te beschadigen. Gooi de bollen die er verdroogd uitzien of rotte plekken vertonen weg. Breng de rest naar een zonnige of licht beschaduwde hoek van de tuin. Graaf daar een sleuf, ongeveer 30 cm diep en breed, en lang genoeg om alle gerooide bollen te kunnen herbergen. Leg op de bodem een stuk fijn ijzer- of plasticgaas en daarop de bollen, enigszins schuin en elkaar bijna rakend. Van de stelen en bladeren moet minstens de helft boven de grond uitsteken, van het gaas alleen iets aan beide uiteinden. Vul de sleuf met grond en geef tijdens droge perioden flink water. Als de bladeren en stelen verwelkt zijn, kunnen de bollen uit de grond gehaald en opgeslagen worden. Trek daartoe de uiteinden van het gaas omhoog en til zo de bollen uit de grond.
Als het aantal bollen die voor het einde van de groeiperiode gerooid worden, maar klein is, kunnen ze beter in diepe bakken met vochtige tuinturf worden gelegd. De rijen mogen over elkaar heen liggen, maar de bladeren moeten boven het tuinturf uitsteken. Strooi over de bollen nog meer tuinturf en zet de bakken op een licht beschaduwd plaatsje tot de bladeren geheel verwelkt zijn. Houd de tuinturf vochtig. Als de bollen uit de sleuf of de bakken zijn genomen, verwijder dan verdord blad, dode wortels en verschrompelde bolhuid. De kleine bolletjes die aan de moederbol zitten kunnen weggedaan of voor de vermeerdering gebruikt worden Leg de bollen onbedekt naast elkaar in ondiepe kisten en zet deze tot de planttijd in de herfst op een koele droge plaats. |
Gladiolen worden gerooid als de bladeren in oktober bruin worden. Snijd de stengels en bladeren 3 cm boven de knol af. Leg de knollen, onbedekt, in bakken op een luchtige, koele plaats totdat ze droog zijn, wat na zeven tot tien dagen het geval is. Breek oude verschrompelde knollen af en ook de kleine knolletjes ( kralen ) die voor de vermeerdering kunnen worden gebruikt. Verwijder de harde buitenste huid van de grote knollen en onderzoek ze nauwkeurig, verbrand ze als ze rotte of beschadigde plekken vertonen. Bewaar de gezonde knollen tot de lente in bakken op een koele maar vorstvrije plaats. Acidanthera, Ixia en Sparaxis worden ook in oktober gerooid en op dezelfde wijze bewaard als gladiolen. Te dichte groepjes overblijvende bollen kunnen op elk tijdstip tussen juli en september worden gedeeld en direct weer worden geplant. Bij sneeuwklokjes moet dit na de bloei in maart gebeuren.
Wat Kan Er Mis Gaan Met Bollen & Knollen
De tabel hieronder geeft een overzicht van de problemen die zich bij de buiten overwinterende of binnen bewaarde bollen of knollen kunnen voordoen.
Wat Kan Er Mis Gaan Met Bollen & Knollen
De tabel hieronder geeft een overzicht van de problemen die zich bij de buiten overwinterende of binnen bewaarde bollen of knollen kunnen voordoen.
Symptomen
De bollen, vooral die van de narcis, voelen zacht aan en lopen niet of slecht uit. Er ligt een bruin poeder onder de opgeslagen bollen. Op de bladeren en bloemen van de licht aangetaste bollen zitten roestkleurige streepjes. Planten overdekt met kleine groene of zwarte insecten, scheuten misvormd en kleverig. Op de bloemen en bladeren van gladiolen zilverkleurige streepjes en vlekjes. Bij zware aantasting de gehele plant grijsachtig van kleur. Tussen de vlekjes zwarte stippen. Op de bovengrondse delen van tulpen een grijsbruin schimmelpluis. In het begin-stadium van de aantasting donkere stippen met daar omheen donkergroene waterige kringen, die later bruin worden. Bladeren van gladiolen worden geel en knikken om, meestal nog voor de bloei. Op de knollen zwarte vlekjes, later verdroogt de knol geheel. Op de knol brandplekken, daaronder bruine korstjes in het knolvlees. Op de aange-taste plekken een slijmerige massa, wordt in de hand gewerkt door bodeminsecten, zoals koperwormen. Aan de onderzijde van de bladeren van anemonen een grijze schimmel. Bijna bij alle bol- en knolgewassen kunnen de bloemen verkleurd, streperig of vlekkerig zijn. In de bladeren bruine of grijze streepjes, kringen of vlekken. |
Oorzaak / Bijzonderheden
Narcisvlieg. Bij twijfel enkele zacht aanvoelende bollen doorsnijden, zitten er witgele maden in de bol, dan alle zachte bollen vernietigen. Bollemijt. Deze vreet tijdens de bewaring bollen aan die al door schimmels, bacterieën of aaltjes zijn aangetast. Alleen gezonde gave bollen bewaren. Zelfs licht aangetaste bollen niet uitplanten. Bladluizen. Trips. Vuur. Aangetaste planten zo snel mogelijk verwijderen. Droogrot. Alle knollen die zwarte, droge vlekjes in het knolvlees hebben weggooien. Schurft. Aangetaste planten verwijderen. De koperwormen vangen door een doorge-sneden aardappel met het snijvlak op de grond te leggen. De insecten kruipen hier onder en vreten zich een weg naar binnen. Valse Meeldauw. Virussen. Planten met dit soort afwijkingen vernietigen. |
Bollen & Knollen Vermeerderen
Alle buiten overwinterende bollen en knollen vermeerderen zich regelmatig door het vormen van nieuwe bolletjes ( klisters ) of knolletjes ( kralen ). Als de planten daardoor te dicht groeien en achteruit gaan in bloei, is het tijd ze te delen. Daarbij kunnen de klisters of kralen afgenomen en apart opgekweekt worden tot ze na een tot vier jaar volwassen zijn. Vermeerdering door zaad is mogelijk, maar de zaailingen die uit hybriden worden verkregen, vooral van Narcissen, Hyacinten, Gladiolen en Tulpen zijn anders en van minder kwaliteit dan de ouderplanten. Het kan tot zeven jaar duren voordat zaailingen bloeibaar zijn, maar sommige Crocussen, Lelies en Gladiolen bloeien na twee jaar al.
Delen En Herplanten Van Te Dicht Groeiende Planten
Alle bollen en knollen moeten om de drie of vier jaar, na de bloeitijd, worden gerooid en gedeeld. Bollen die in het gras verwilderd zijn kunnen vijf tot zes jaar in de grond worden gelaten. Steek een greep op enige afstand van de plantengroep in de grond, diep genoeg om beschadiging van de bollen te voorkomen. Til de bollenmassa uit de grond en verwijder de aarde ervan. Haal ze dan voorzichtig met de hand uit elkaar.
Alle buiten overwinterende bollen en knollen vermeerderen zich regelmatig door het vormen van nieuwe bolletjes ( klisters ) of knolletjes ( kralen ). Als de planten daardoor te dicht groeien en achteruit gaan in bloei, is het tijd ze te delen. Daarbij kunnen de klisters of kralen afgenomen en apart opgekweekt worden tot ze na een tot vier jaar volwassen zijn. Vermeerdering door zaad is mogelijk, maar de zaailingen die uit hybriden worden verkregen, vooral van Narcissen, Hyacinten, Gladiolen en Tulpen zijn anders en van minder kwaliteit dan de ouderplanten. Het kan tot zeven jaar duren voordat zaailingen bloeibaar zijn, maar sommige Crocussen, Lelies en Gladiolen bloeien na twee jaar al.
Delen En Herplanten Van Te Dicht Groeiende Planten
Alle bollen en knollen moeten om de drie of vier jaar, na de bloeitijd, worden gerooid en gedeeld. Bollen die in het gras verwilderd zijn kunnen vijf tot zes jaar in de grond worden gelaten. Steek een greep op enige afstand van de plantengroep in de grond, diep genoeg om beschadiging van de bollen te voorkomen. Til de bollenmassa uit de grond en verwijder de aarde ervan. Haal ze dan voorzichtig met de hand uit elkaar.
Narcissen, Tulpen en Crocussen hoeven niet direct opnieuw geplant te worden, maar kunnen gedroogd tot de herfst bewaard worden. De meeste andere bollen, in het bijzonder de Galanthus, Winterakoniet en Montbretia's moeten direct weer worden geplant op dezelfde diepte en afstand. Bij het delen van de planten worden meteen de bijbolletjes ( klisters ) en knolletjes ( kra-len ) die voor de vermeerdering zijn bestemd losgemaakt. Plant alleen de grotere exemplaren direct op hun definitieve plaats.
Het Opkweken Van Planten Uit Klisters En Kralen Bij planten die worden gerooid om ze te delen of te bewaren kan men zien dat ze aan de moederbol een aantal kleine bolletjes hebben. Bij de bol worden deze klisters of bijbolletjes genoemd, bij de knol kralen. Ze vormen zeer geschikt materiaal voor de betrekkelijk snelle opkweek van nieuwe planten die geheel gelijk zijn aan de ouderplanten. Klisters verschijnen aan de zijkant van de bol, kralen zowel langs als bovenop de knol. Breek de klisters of kralen met de vingers van de moederplant af en sorteer ze op grootte. De zeer kleine kunnen het best worden weggedaan. |
Klisters en kralen van sterke bollen en knollen kunnen in de zomer of vroege herfst worden geplant, maar die van kwetsbare soorten, zoals Gladiolen, worden opgeslagen en de volgende lente pas uitgeplant als het gevaar van nachtvorst voorbij is ( over het algemeen na 16 mei ). Kies een zonnig of licht beschaduwd stukje grond uit dat de eerste jaren niet voor andere doeleinden nodig is. Graaf smalle sleuven, waarvan de diepte varieert al naar de grootte van de klisters of kralen. Grote klisters, ongeveer half zo groot als de moeder-bol, moeten 10 - 15 cm, kleine klisters en kralen van Gladiolen en Crocussen 3 cm diep worden geplant. Leg 2 cm zand op de bodem van de sleuf en plant dan de klisters of kralen met tussenruimten van twee keer hun breedte. Bedek ze hierna met een 2 cm dikke zandlaag en vul de sleuven verder met tuingrond. Het zand bevordert niet alleen de afwatering, maar vergemakkelijkt als de planten volwassen zijn ook het rooien. Het eerste jaar zullen klisters en kralen alleen bladeren vormen en geen bloemen, de grootste zullen gewoonlijk het tweede jaar bloeien, de kleinere doen er één of twee jaar langer over. Plant ze dan op hun definitieve bestemming.
Hyacinten Uit Klisters En Uit Zaad
Hyacinten kunnen worden vermeerderd door middel van klisters, maar deze vormen zich zelden van nature. Vorming van klisters kan evenwel worden bevorderd door in de herfst de voet van een stevige, gezonde bol met een mes in te snijden. Maak dwars over de onderkant twee of drie diepe sneden, tot op een derde of de helft van de bol en plant deze dan in een grote pot. Meestal is er de volgende lente van nieuwe groei niet veel te zien, hoogstens wat misvormde bladeren.
Hyacinten Uit Klisters En Uit Zaad
Hyacinten kunnen worden vermeerderd door middel van klisters, maar deze vormen zich zelden van nature. Vorming van klisters kan evenwel worden bevorderd door in de herfst de voet van een stevige, gezonde bol met een mes in te snijden. Maak dwars over de onderkant twee of drie diepe sneden, tot op een derde of de helft van de bol en plant deze dan in een grote pot. Meestal is er de volgende lente van nieuwe groei niet veel te zien, hoogstens wat misvormde bladeren.
Het jaar daarop verschijnen enkele kleine scheuten en als deze afgestorven zijn, moet de plant worden gerooid om de kleine bollen van de moederbol af te nemen en deze uit te planten. Ze zullen nu na twee tot vier jaar bloeibaar zijn. Hyacinten kunnen ook gemakkelijk uit zaad worden vermeerderd, al komen de variëteiten niet zuiver terug. De bloemen verschijnen drie tot vier jaar na het zaaien, maar de eerste keer zullen de bloeiwijzen zeer klein zijn. De zaden zitten in dikke vlezige zaaddozen die openbarsten als ze geel zijn. Zaai direct, bij voorkeur in 12 cm potten, en leg de zaden 2 cm uit elkaar. Ze zullen in de vroege lente kiemen en vormen het eerste jaar slechts één blad. Geef als de zaailingen zijn verwelkt tot de herfst geen water meer, breng dan een verse laag potgrond aan en begin weer te gieten. Plant aan het eind van het volgende groei-seizoen de bollen uit in vruchtbare grond en kweek ze verder op.
|