Menu
TUINAANLEG
1.0.
1.1. |
Grondwerk & Grondbewerking
Oriëntatie Bij de aanleg van een tuin is de bodem een heel belangrijk uitgangspunt. Planten halen voedingselementen opgelost in water uit de bodem. Zonder bodem kun je bijna geen tuin maken. Wanneer je een balkon- of daktuin ontwerpt, zul je een 'aarde' moeten maken. Planten stellen veel eisen aan de bodem. Wanneer de bodem niet kan leveren wat de planten vragen, zullen ze wegkwijnen en uiteindelijk dood gaan. Het werk in de bodem is dus een zeer belangrijk onderdeel bij de aanleg van de tuin. Redenen Voor Grondbewerking Een eerste reden kan zijn dat de grondbewerking wordt uitgevoerd om een zo gunstig mogelijke bewortelingszone te krijgen. De tweede reden kan zijn dat de groenvoorziener de lucht- en water-huishouding wil verbeteren. |
Grond bestaat. als het goed is, uit vaste gronddeeltjes waartussen zich poriën bevinden. Deze poriën kunnen met water of lucht gevuld zijn. Voor de groei van alle gewassen moeten alle drie grond, water en lucht aanwezig zijn. Voor een goede groei is het zelfs belangrijk dat ze in een bepaalde, gunstige verhouding aanwezig zijn. Goede gronden zullen voor 40 à 60 % uit poriën bestaan, waarvan de helft met water en de andere helft met lucht gevuld is. Voor de opname van voedingsstoffen en water is zuurstof uit de lucht nodig. Bij voldoende lucht in de bodem kan de plant veel meer voedingsstoffen en water opnemen dan wanneer er een luchttekort is ontstaan. Je kunt al spreken van een luchttekort als er minder dan 10 % lucht in de bodem aanwezig is. Vaak zal een lucht tekort veroorzaakt worden door een zeer sterke verdichting van de grond. Erger is het luchttekort dat veroorzaakt is door een overmaat aan water, waardoor de plant als het ware ademnood krijgt.
Niet alleen dit tekort aan lucht is dan erg. Er is ook nog wat anders aan de hand. Rond de wortels zit altijd een watervlies. De zuurstof dat de wortel moet hebben, kan slechts met moeite door dit watervlies heendringen. Zelfs bij een geringe waterovermaat is dit watervlies rond de wortels dikker dan gewoon en ook daardoor kan de zuurstof slechter dan gewoon bij de wortels komen.
Niet alleen dit tekort aan lucht is dan erg. Er is ook nog wat anders aan de hand. Rond de wortels zit altijd een watervlies. De zuurstof dat de wortel moet hebben, kan slechts met moeite door dit watervlies heendringen. Zelfs bij een geringe waterovermaat is dit watervlies rond de wortels dikker dan gewoon en ook daardoor kan de zuurstof slechter dan gewoon bij de wortels komen.
1.2. Bodemprofiel Belangrijk
Niet alleen voor de water- en luchthuishouding is een goede bodemstructuur nodig. Ook voor de groei zelf is ze noodzakelijk. De jonge wortels zijn erg teer en de omgeving waarin ze groeien, moet dan ook goed zijn. Voor een goede vochtvoorziening is het belangrijk dat de wortels zich op grotere diepten voldoende kunnen ontwikkelen. De weerstand dat de jonge wortel ontmoet, bepaalt voornamelijk de groeisnelheid en ontwikkeling van de wortel en dus ook van de plant. Een dichte bodem is moeilijk doordringbaar. De profielopbouw speelt dus een belangrijke rol. De groenvoorziener ontmoet bij de aanleg twee soorten grond. De ene soort is de oorspronkelijke. Vooral parkaanleg, maar ook de aanleg van sportvelden zal vaak plaatsvinden op betrekkelijk ongerepte bodem. De andere soort is een toestand van wanhoop. De grond is door een meer of minder lange bouwperiode stuk gereden, vaak sterk verdicht en voorzien van allerlei bouwafval. Soms is een pakket 'grond' opgebracht van volkomen onbekende herkomst, dat bestaat uit allerlei troep en rommel. Soms is de oorspronkelijke bouwvoor verkocht en afgevoerd en later vervangen door 'grond' van een dubieuze samenstelling. |
1.3. Ideale Toestand
Met de grondbewerking willen we nu proberen de ideale toestand van de grond te bereiken. De grondbewerking heeft als doel ondiepe storende lagen te doorbreken of 'slechte' bovengrond te mengen of te wisselen met goede ondergrond en vooral de structuur van de bouwvoor te verbeteren en mest, ongewenste kruiden ( onkruid ) en plantenresten onder te werken. We willen een zodanige opbouw van de grond bereiken, dat een gunstige verhouding tussen de drie grondbestanddelen ontstaat. Dat is over het algemeen bereikt als de grond er kluiterig uitziet en er geen water op blijft staan.
1.4. Niet Slechter Dan Voorheen
Bij grondbewerking moet je altijd oppassen dat de structuur van de grond niet slechter wordt dan ze voor de grondbewerking was. Onder bepaalde omstandigheden is verslemping van de grond mogelijk. Verslemping van de grond is het uit elkaar vallen van de kruimels en in elkaar vloeien van de gronddeeltjes tot een in elkaar gezakte pudding. Iedereen kent wel het 'smurrie' maken in een plas. Natte grond roeren tot een papje. Als je dan een paar dagen later weer keek, was het een harde gebarsten koek geworden. Grond is slempgevoelig als het vochtgehalte tijdens de bewerking te hoog is. Losse gronden zijn slempgevoeliger dan vaste gronden. Bij extreme verslemping van de grond kan ook nog ontmenging van de grond optreden. Extreme verslemping laat zich ook maar neit één twee drie herstellen. Slechts zelden treedt totale verslemping op, maar plaatselijke verslemping van de grond, waar de werktuigen deze gesneden hebben, komt veel voor. Vooral kleiige gronden zijn snel slempgevoelig.
Met de grondbewerking willen we nu proberen de ideale toestand van de grond te bereiken. De grondbewerking heeft als doel ondiepe storende lagen te doorbreken of 'slechte' bovengrond te mengen of te wisselen met goede ondergrond en vooral de structuur van de bouwvoor te verbeteren en mest, ongewenste kruiden ( onkruid ) en plantenresten onder te werken. We willen een zodanige opbouw van de grond bereiken, dat een gunstige verhouding tussen de drie grondbestanddelen ontstaat. Dat is over het algemeen bereikt als de grond er kluiterig uitziet en er geen water op blijft staan.
1.4. Niet Slechter Dan Voorheen
Bij grondbewerking moet je altijd oppassen dat de structuur van de grond niet slechter wordt dan ze voor de grondbewerking was. Onder bepaalde omstandigheden is verslemping van de grond mogelijk. Verslemping van de grond is het uit elkaar vallen van de kruimels en in elkaar vloeien van de gronddeeltjes tot een in elkaar gezakte pudding. Iedereen kent wel het 'smurrie' maken in een plas. Natte grond roeren tot een papje. Als je dan een paar dagen later weer keek, was het een harde gebarsten koek geworden. Grond is slempgevoelig als het vochtgehalte tijdens de bewerking te hoog is. Losse gronden zijn slempgevoeliger dan vaste gronden. Bij extreme verslemping van de grond kan ook nog ontmenging van de grond optreden. Extreme verslemping laat zich ook maar neit één twee drie herstellen. Slechts zelden treedt totale verslemping op, maar plaatselijke verslemping van de grond, waar de werktuigen deze gesneden hebben, komt veel voor. Vooral kleiige gronden zijn snel slempgevoelig.
Verslemping is te vermijden door de grond alleen te bewerken als deze betrekkelijk droog is. Een tweede probleem dat door grondbe-werking kan ontstaan en waarvan de gevolgen wel wat op die van de verslemping lijken, is de te sterke verkruimeling van de grond door een overmatige bewerking. De grond wordt dan zo fijn vermalen dat er haast niet meer van verkruimeling gesproken kan worden, maar eerder van verkorreling. Vooral het frezen van de grond is berucht.
Verkruimeling treedt voornamelijk op in de gronden die van nature slechts een geringe samenhang hebben, zoals de lichte zandgronden. De bindende krachten van de humus zijn vrij gering en als er dan ook nog vrij weinig humus aanwezig is, zal er snel een te losse structuur ontstaan. Dit structuurverval treedt vooral op als de grond ook nog droog is. Het kan aanleiding geven tot een 'secundaire' slemp. Als op een dergelijke grond een regenbui valt, dan zullen de losse gronddeeltjes aaneen spoelen tot een korst. De bewerkingsfout is te vermijden door de grond voorzichtig te bewerken en erg droge perioden te vermijden. Bij kleigronden komt het minder voor dan bij zandgronden. |
1.5. Machines Voor Grondbewerking
Om het juiste tijdstip te bepalen voor de uitvoering van een grondbewerking, moet je dus rekening houden met de grondsoort en de vochtigheidstoestand. Maar ook het werktuig dat gebruikt wordt,
is erg belangrijk en de mate waarin dit werktuig over de grond rijdt. De werking van elk werktuig bestaat uit twee delen, namelijk snijden van de grond en het verplaatsen en daarbij breken van de grond. Bij het snijden van de grond dringt een 'mes' zich tussen de gronddeeltjes door. In de praktijk zal dit mes, omdat het een bepaalde dikte heeft, de grond eerst vooruit en daarna opzij duwen.
Daarbij strijkt het mes langs de gronddeeltjes. Als de grond nu maar weg kan, dan is dit niet zo heel erg. Als de grond echter niet opzij kan, zal het sterk in elkaar geperst en dicht gesmeerd worden
( plaatselijke slemp ).Vooral naar beneden, waar geen uitwijkmogelijkheid is, zal dit het geval zijn. Mede hierdoor ontstaan de zogenaamde ploeg- en freeszolen. De diverse messen van de ver-schillende werktuigen zijn meestal zo geconstrueerd dat het opzij duwen van de grond gebeurt in de richting waar ruimte is. Verder is de vorm van het mes zo gekozen, dat de strijk- en smeerwerking zo klein mogelijk blijft.
Niet alle werktuigen verplaatsen de grond evenveel. Zo verplaatst een woeltand of een cultivatortand de grond maar weinig. De grond moet dan uitwijken, maar valt na het passeren weer gebroken op dezelfde plaats terug. Bij het ploegen wordt de grond veel meer verplaatst. Een ploeg neemt de grond op en legt het op een andere plaats weer neer. Bij deze verplaatsing breekt de grond in kleine en grote kluiten. Als de grondverplaatsing vrij langzaam gaat dan zal de grond weinig breken ( ploegenspitten ) maar als wij de grond bij het verplaatsen een grote snelheid geven, dan zal er veel breuk optreden en zal de grond dus extra verkruimelen ( frezen en aangedreven eggen ).
Om het juiste tijdstip te bepalen voor de uitvoering van een grondbewerking, moet je dus rekening houden met de grondsoort en de vochtigheidstoestand. Maar ook het werktuig dat gebruikt wordt,
is erg belangrijk en de mate waarin dit werktuig over de grond rijdt. De werking van elk werktuig bestaat uit twee delen, namelijk snijden van de grond en het verplaatsen en daarbij breken van de grond. Bij het snijden van de grond dringt een 'mes' zich tussen de gronddeeltjes door. In de praktijk zal dit mes, omdat het een bepaalde dikte heeft, de grond eerst vooruit en daarna opzij duwen.
Daarbij strijkt het mes langs de gronddeeltjes. Als de grond nu maar weg kan, dan is dit niet zo heel erg. Als de grond echter niet opzij kan, zal het sterk in elkaar geperst en dicht gesmeerd worden
( plaatselijke slemp ).Vooral naar beneden, waar geen uitwijkmogelijkheid is, zal dit het geval zijn. Mede hierdoor ontstaan de zogenaamde ploeg- en freeszolen. De diverse messen van de ver-schillende werktuigen zijn meestal zo geconstrueerd dat het opzij duwen van de grond gebeurt in de richting waar ruimte is. Verder is de vorm van het mes zo gekozen, dat de strijk- en smeerwerking zo klein mogelijk blijft.
Niet alle werktuigen verplaatsen de grond evenveel. Zo verplaatst een woeltand of een cultivatortand de grond maar weinig. De grond moet dan uitwijken, maar valt na het passeren weer gebroken op dezelfde plaats terug. Bij het ploegen wordt de grond veel meer verplaatst. Een ploeg neemt de grond op en legt het op een andere plaats weer neer. Bij deze verplaatsing breekt de grond in kleine en grote kluiten. Als de grondverplaatsing vrij langzaam gaat dan zal de grond weinig breken ( ploegenspitten ) maar als wij de grond bij het verplaatsen een grote snelheid geven, dan zal er veel breuk optreden en zal de grond dus extra verkruimelen ( frezen en aangedreven eggen ).
Hydraulische Graaf Machine
Een bijzondere plaats neemt de HGM in. De verplaatsing van de grond is volledig. De verplaatsingssnelheid is vrij gering. Pas als de grond van vrij grote hoogte wordt neer gegooid, is de verplaatsingssnelheid groter. Als de grond daarbij erg nat is, is de kans op ver-slemping erg groot en blijft de kluit als een ondoordringbaar geval achter. Als de grond echter in een goede conditie is, zal er ook een redelijke breuk optreden en een goede structuur overblijven. Omdat HGM's nogal eens vrij diep werken, moet men wel bedenken dat de ondergrond vaak veel natter is dan de bovengrond en dat daardoor ondergrondse verslemping beslist niet denkbeeldig is. Toch is het spitten met een HGM een zeer goede methode, temeer daar de grond na de bewerking niet meer bereden wordt.
Spitbak
Deze bak is voorzien van tanden zodat tijdens het spitten de ondergrond open gebroken wordt en niet dichtsmeert.
Bij het graven in harde gronden dringt deze bak ook makkelijk de grond in ( leem, droge klei ).
Frezen
Is het ploegen een zeer bekende grondbewerking die in het hovenierswerk niet zoveel wordt toegepast, het frezen is een zeer bekende grondbewerking die in het hovenierswerk helaas veel teveel wordt toegepast. Er zitten inderdaad vele voordelen aan, maar zeker evenveel of meer nadelen. Het belangrijkste nadeel van een gewone frees is de vaak veel te sterke verkruimeling. Het gevolg van deze te sterke verkruimeling is dat de kans op structuurbederf zeer groot wordt. Vooral al de grond iets te nat of iets te droog gaat worden. Zandgrond is erg kwetsbaar als het te droog is. Kleigrond is erg kwetsbaar als het te nat is.
Een bijzondere plaats neemt de HGM in. De verplaatsing van de grond is volledig. De verplaatsingssnelheid is vrij gering. Pas als de grond van vrij grote hoogte wordt neer gegooid, is de verplaatsingssnelheid groter. Als de grond daarbij erg nat is, is de kans op ver-slemping erg groot en blijft de kluit als een ondoordringbaar geval achter. Als de grond echter in een goede conditie is, zal er ook een redelijke breuk optreden en een goede structuur overblijven. Omdat HGM's nogal eens vrij diep werken, moet men wel bedenken dat de ondergrond vaak veel natter is dan de bovengrond en dat daardoor ondergrondse verslemping beslist niet denkbeeldig is. Toch is het spitten met een HGM een zeer goede methode, temeer daar de grond na de bewerking niet meer bereden wordt.
Spitbak
Deze bak is voorzien van tanden zodat tijdens het spitten de ondergrond open gebroken wordt en niet dichtsmeert.
Bij het graven in harde gronden dringt deze bak ook makkelijk de grond in ( leem, droge klei ).
Frezen
Is het ploegen een zeer bekende grondbewerking die in het hovenierswerk niet zoveel wordt toegepast, het frezen is een zeer bekende grondbewerking die in het hovenierswerk helaas veel teveel wordt toegepast. Er zitten inderdaad vele voordelen aan, maar zeker evenveel of meer nadelen. Het belangrijkste nadeel van een gewone frees is de vaak veel te sterke verkruimeling. Het gevolg van deze te sterke verkruimeling is dat de kans op structuurbederf zeer groot wordt. Vooral al de grond iets te nat of iets te droog gaat worden. Zandgrond is erg kwetsbaar als het te droog is. Kleigrond is erg kwetsbaar als het te nat is.
Spitfrees
Aan vele bezwaren van de gewone frees wordt tegemoetgekomen door de spitfrees. Die heeft een grovere werking, brengt de mest en de grasresten beter onder en kan tot 40 cm diep werken. Een bijkomend voordeel is dat het ook nog werkt met relatief weinig vermogen. Door een laag toerental ( 40 - 80 omw. / min. ), grotere werkende delen en een gering aantal werkende delen, blijft de verkruimeling vrij grof. Plantendelen worden niet echt ondergewerkt maar door de grond gemengd. Ook wordt er een vrij goede menging bereikt van de verschillende grondlagen. Er bestaan ook machines met een werkdiepte van 1 meter, vooral bedoeld om storende lagen in het profiel te breken en te mengen. Op lichtere gronden is de spitfrees met eggenrol in gebruik. Deze eggenrol bestaat uit een as met gebogen tanden, die meedraaiend gebogen zijn. De bedoeling is een sterkere verkruimeling van het bovenste laagje en aandrukken van dit laagje. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid om in één bewerking de grond zaai klaar te maken. |
Krukasspitmachine
Men was en is nog steeds van mening dat de kwaliteit van spitten groter is dan die van welke andere vorm van grondbewerking dan ook. Men is het erover eens dat handspitten te duur is. Daarom heeft men een spitmachine gebouwd die dezelfde kwaliteit werk zou kunnen leveren. De voordelen van deze spitmachine zijn vooral dat de schop verticaal steekt en de ondergrond losbreekt. De smeerkans is dus gering. De grondblokken worden apart neergelegd en er ontstaat een nog opener structuur dan bij ploegen. Bij een krukasspitmachine ontstaat geen zool ( verdichte laag ) in de grond. Verder is een voordeel dat de spitmachine maar weinig vermogen nodig heeft. Doordat de spitmachine als het ware zichzelf voortbeweegt, kan het omdat het maar weinig vermogen vraagt, nog goed werken op slecht berijdbaar land. Hierdoor is het al mogelijk om achter een één-assige tractor een spitmachine te gebruiken. Het bezwaar van een spitmachine is dat het met de vele draaiende delen nogal kwetsbaar is. |
1.6. Afsluiting
Grondbewerking wordt uitgevoerd om een zo gunstig mogelijke bewortelingszone te krijgen. Een tweede reden kan zijn de lucht- en waterhuishouding te verbeteren. De profielopbouw van de bodem speelt hierbij een belangrijke rol. We streven naar een ideale toestand van de grond. Daarom moeten we rekening houden met de omgevingsfactoren die van invloed zijn op het uiteindelijke resultaat van het grondwerk en de grondbewerking. Het uitvoeren van grondwerk en grondbewerking is ten dele echt handwerk en een belangrijk deel kan worden uitgevoerd met machines.
Grondbewerking wordt uitgevoerd om een zo gunstig mogelijke bewortelingszone te krijgen. Een tweede reden kan zijn de lucht- en waterhuishouding te verbeteren. De profielopbouw van de bodem speelt hierbij een belangrijke rol. We streven naar een ideale toestand van de grond. Daarom moeten we rekening houden met de omgevingsfactoren die van invloed zijn op het uiteindelijke resultaat van het grondwerk en de grondbewerking. Het uitvoeren van grondwerk en grondbewerking is ten dele echt handwerk en een belangrijk deel kan worden uitgevoerd met machines.
2. Aanleggen Van Beplanting
Oriëntatie
Bomen worden vaak in tuinen aangeplant. Maar veel meer bomen worden langs wegen en in parken aangeplant. De groeiomstandigheden zijn voor deze bomen vaak niet geweldig. De boom blijft leven maar er zit niet veel groeikracht in. Om deze groeikracht te behouden of te bevorderen is het belangrijk om de groeiomstandigheden voor de boom optimaal te maken. Ook de manier van planten is erg belangrijk ! Als je een boom die dood is gegaan uit de grond haalt, zul je vaak zien dat de boom te diep is geplant. De wortels kunnen dan niet voldoende zuurstof krijgen en gaan dood. In dit hoofdstuk leer je hoe je een boom moet planten. Daarnaast leer je over de kwaliteit en de maatvoering van bomen.
Heesters vormen in een tuin of plantsoen een belangrijk onderdeel. Het planten van een heester si niet zo complex als het planten van een boom. Toch is het belangrijk om een aantal zaken op een rij te zetten. Verkeerd planten leidt al snel tot het doodgaan van de heester. Je besteedt aandacht aan de maatvoering en de beste planttijden van de verschillende heesters. Veel mensen denken dat coniferen groenblijvend zijn en kegels dragen. Toch is dit niet helemaal waar. Er zijn namelijk ook een paar bladverliezende ( of beter gezegd naaldverliezende ) coniferen, zoals Larix ( Lork ) en Taxodium ( Moerascypres ). Coniferen kunnen voor vele doeleinden gebruikt worden, variërend van solitair tot hagen en vakbeplantingen.
Oriëntatie
Bomen worden vaak in tuinen aangeplant. Maar veel meer bomen worden langs wegen en in parken aangeplant. De groeiomstandigheden zijn voor deze bomen vaak niet geweldig. De boom blijft leven maar er zit niet veel groeikracht in. Om deze groeikracht te behouden of te bevorderen is het belangrijk om de groeiomstandigheden voor de boom optimaal te maken. Ook de manier van planten is erg belangrijk ! Als je een boom die dood is gegaan uit de grond haalt, zul je vaak zien dat de boom te diep is geplant. De wortels kunnen dan niet voldoende zuurstof krijgen en gaan dood. In dit hoofdstuk leer je hoe je een boom moet planten. Daarnaast leer je over de kwaliteit en de maatvoering van bomen.
Heesters vormen in een tuin of plantsoen een belangrijk onderdeel. Het planten van een heester si niet zo complex als het planten van een boom. Toch is het belangrijk om een aantal zaken op een rij te zetten. Verkeerd planten leidt al snel tot het doodgaan van de heester. Je besteedt aandacht aan de maatvoering en de beste planttijden van de verschillende heesters. Veel mensen denken dat coniferen groenblijvend zijn en kegels dragen. Toch is dit niet helemaal waar. Er zijn namelijk ook een paar bladverliezende ( of beter gezegd naaldverliezende ) coniferen, zoals Larix ( Lork ) en Taxodium ( Moerascypres ). Coniferen kunnen voor vele doeleinden gebruikt worden, variërend van solitair tot hagen en vakbeplantingen.
Het aanplanten van een haag gebeurt op een andere wijze dan het planten van een boom of heester. Je leert met welk plantmateriaal een haag geplant kan worden. Klim- slinger- en leiplanten zijn planten die tegen een verticaal object kunnen groeien. De manier waarop dit klimmen gebeurt, bepaalt of er steunmateriaal aangebracht moet worden en hoe dit gedaan moet worden. Vaste planten zijn kruidachtige planten, die in het voorjaar boven de grond komen, daarna groeien en bloeien en uiteindelijk in het najaar weer bovengronds afsterven. In de grond overwinteren ze, om in het voorjaar weer te gaan groeien. De meeste vaste planten sterven bovengronds af, maar er zijn ook een aantal groenblijvende vaste planten. Bij de groeiwijze vaste planten sterft het loof dus niet af.
Het planten van vaste planten gebeurt anders dan het planten van heesters, bomen en coniferen. Worden de laatsten met de steekschop gezet, de vaste planten worden met de hand gezet. Je leert hoe dat gaat.
In het voorjaar, wanneer alle andere planten er wat triest bij staan, staan de tweejarigen te bloeien. Vaak worden ze gecombineerd met bol- en knolgewassen. In de zomer wordt de tuin opgesierd met éénjarigen. Ze bloeien erg lang, vanaf het voorjaar tot diep in de herfst. Als de temperatuur in het najaar te laag wordt, is het met de bloei gedaan. Bollen en knollen nemen in de plantenwereld
( flora ) een aparte plaats in. Ze slaan reservevoedsel op om in de grond te kunnen overwinteren. Het reservevoedsel verbruiken ze in slechtere tijden, zoals de droge zomer en de koude winter. Ze worden vaak als een groep aangeduid, maar er zit verschil tussen een bol en een knol. Je leert wat het verschil is en hoe je ze moet planten.
2.1. Planten van Houtige Tuinplanten
Het Planten Van Een Boom
Kwaliteit & Maatvoering
Iedere gemeente of hovenier die bomen aanschaft, wenst een bepaalde zekerheid ten aanzien van soortechtheid, gezondheid en kwaliteit van de aan te schaffen bomen. Alle vruchtbomen en onder-stammen vallen onder de keuring door de Nederlandse Algemene Keuringsdienst Tuinbouw. Ook alle bosbomen, die voor houtproductie gebruikt worden, vallen onder toezicht van de N.A.K. Tuinbouw. Een deel van de laanbomen valt onder deze categorie bosbomen. Voor aflevering wordt aan iedere boom, die voldoet aan de eisen van de N.A.K. Tuinbouw, een plombe ( etiket ) gedaan.
Het planten van vaste planten gebeurt anders dan het planten van heesters, bomen en coniferen. Worden de laatsten met de steekschop gezet, de vaste planten worden met de hand gezet. Je leert hoe dat gaat.
In het voorjaar, wanneer alle andere planten er wat triest bij staan, staan de tweejarigen te bloeien. Vaak worden ze gecombineerd met bol- en knolgewassen. In de zomer wordt de tuin opgesierd met éénjarigen. Ze bloeien erg lang, vanaf het voorjaar tot diep in de herfst. Als de temperatuur in het najaar te laag wordt, is het met de bloei gedaan. Bollen en knollen nemen in de plantenwereld
( flora ) een aparte plaats in. Ze slaan reservevoedsel op om in de grond te kunnen overwinteren. Het reservevoedsel verbruiken ze in slechtere tijden, zoals de droge zomer en de koude winter. Ze worden vaak als een groep aangeduid, maar er zit verschil tussen een bol en een knol. Je leert wat het verschil is en hoe je ze moet planten.
2.1. Planten van Houtige Tuinplanten
Het Planten Van Een Boom
Kwaliteit & Maatvoering
Iedere gemeente of hovenier die bomen aanschaft, wenst een bepaalde zekerheid ten aanzien van soortechtheid, gezondheid en kwaliteit van de aan te schaffen bomen. Alle vruchtbomen en onder-stammen vallen onder de keuring door de Nederlandse Algemene Keuringsdienst Tuinbouw. Ook alle bosbomen, die voor houtproductie gebruikt worden, vallen onder toezicht van de N.A.K. Tuinbouw. Een deel van de laanbomen valt onder deze categorie bosbomen. Voor aflevering wordt aan iedere boom, die voldoet aan de eisen van de N.A.K. Tuinbouw, een plombe ( etiket ) gedaan.
Op de plombe zijn verschillende gegevens te zien :
- de soort- en rasnaam
- naam van de onderstam
- de virus klasse
- kwaliteitsaanduiding
Op de plombe staan een aantal gegevens vermeld :
- de soortnaam en rasnaam moeten vermeld staan, de boom moet de juiste naam hebben
- als de boom op een onderstam staat, moet de naam ervan vermeld staan
- de kwaliteit van de boom wordt d.m.v. een blauwe kleur aangegeven, is de boom van gewone kwaliteit, dan is het rechter deel van de plombe blauw gekleurd, is de boom van mindere kwaliteit,
dan wordt het blauwe deel ervan afgescheurd
- de virus klasse moet aangegeven worden, is de boom virusvrij dan is de plombe bruinoranje, is de boom niet geheel virusvrij, maar wel getoetst, dan is de plombe wit met de opdruk 'Virusgetoetst'.
De bomen moeten verder een rechte stam hebben. De maat wordt aangegeven in centimeters stamomtrek, gemeten op 1 meter van de wortelhals. Bijvoorbeeld 18 - 20.
Ook het wortelgestel is erg belangrijk. Het dient goed vertakt te zijn. De wortelpruik moet voldoende kleine wortels bevatten, omdat deze voor de wateropname erg belangrijk zijn. Een boom met een goede wortelpruik slaat beter aan dan een boom met alleen dikkere wortels.
De kroon moet goed gevormd zijn, de takken moeten goed verdeeld over de kroon zitten. Een slechte kroonopbouw levert veel problemen op bij de begeleidingssnoei van de boom.
Planttijden
Om de aanslagkans van bomen te vergroten is het belangrijk om de bomen op het juiste tijdstip te planten. De beste planttijd is het najaar of het voorjaar. De boom is in rust, heeft geen bladeren en groeit niet. Bomen met vlezige wortels, zoals Catalpa en Pauwlonia, kunnen het beste in het voorjaar geplant worden ( op het moment dat de knoppen uitlopen ). Veel bomen worden zonder kluit verhandeld. Het wortelgestel is goed te zien. Deze bomen hebben een deel van de wortels verloren bij het uitsteken op de kwekerij. De opname van water is verminderd waardoor de boom kan uitdrogen. Als de boom namelijk meer verdampt dan deze op kan nemen zal de boom uitdrogen en misschien volledig doodgaan. Om de verdamping tot een minimum terug te brengen, wordt de boom in de rustperiode geplant ( het najaar tot en met het voorjaar, met uitzondering van de periode waarin het vriest ). De wortels zullen zich in de bodem al verder ontwikkelen alvorens de knoppen uitlopen.
- de soort- en rasnaam
- naam van de onderstam
- de virus klasse
- kwaliteitsaanduiding
Op de plombe staan een aantal gegevens vermeld :
- de soortnaam en rasnaam moeten vermeld staan, de boom moet de juiste naam hebben
- als de boom op een onderstam staat, moet de naam ervan vermeld staan
- de kwaliteit van de boom wordt d.m.v. een blauwe kleur aangegeven, is de boom van gewone kwaliteit, dan is het rechter deel van de plombe blauw gekleurd, is de boom van mindere kwaliteit,
dan wordt het blauwe deel ervan afgescheurd
- de virus klasse moet aangegeven worden, is de boom virusvrij dan is de plombe bruinoranje, is de boom niet geheel virusvrij, maar wel getoetst, dan is de plombe wit met de opdruk 'Virusgetoetst'.
De bomen moeten verder een rechte stam hebben. De maat wordt aangegeven in centimeters stamomtrek, gemeten op 1 meter van de wortelhals. Bijvoorbeeld 18 - 20.
Ook het wortelgestel is erg belangrijk. Het dient goed vertakt te zijn. De wortelpruik moet voldoende kleine wortels bevatten, omdat deze voor de wateropname erg belangrijk zijn. Een boom met een goede wortelpruik slaat beter aan dan een boom met alleen dikkere wortels.
De kroon moet goed gevormd zijn, de takken moeten goed verdeeld over de kroon zitten. Een slechte kroonopbouw levert veel problemen op bij de begeleidingssnoei van de boom.
Planttijden
Om de aanslagkans van bomen te vergroten is het belangrijk om de bomen op het juiste tijdstip te planten. De beste planttijd is het najaar of het voorjaar. De boom is in rust, heeft geen bladeren en groeit niet. Bomen met vlezige wortels, zoals Catalpa en Pauwlonia, kunnen het beste in het voorjaar geplant worden ( op het moment dat de knoppen uitlopen ). Veel bomen worden zonder kluit verhandeld. Het wortelgestel is goed te zien. Deze bomen hebben een deel van de wortels verloren bij het uitsteken op de kwekerij. De opname van water is verminderd waardoor de boom kan uitdrogen. Als de boom namelijk meer verdampt dan deze op kan nemen zal de boom uitdrogen en misschien volledig doodgaan. Om de verdamping tot een minimum terug te brengen, wordt de boom in de rustperiode geplant ( het najaar tot en met het voorjaar, met uitzondering van de periode waarin het vriest ). De wortels zullen zich in de bodem al verder ontwikkelen alvorens de knoppen uitlopen.
Tegenwoordig worden de ( wat zwaardere ) bomen voorzien van een kluit. De kluit wordt bijeengehouden door jute waar gaas overheen is gespannen. Dit gaas is uitgegloeid en zal daardoor in de loop van de jaren in de grond afgebroken worden, evenals het jute. De wortels krijgen voldoende ruimte om te ontwikkelen en het gaas zal niet insnoeren. Veel gemeenten planten tegenwoordig veel bomen met kluit, omdat deze beter aanslaan.
Ook zijn er containerplanten die gebruikt worden als er laat in het seizoen ( mei - juni ) geplant wordt. Deze bomen zijn opgegroeid in potten ( minimaal één groeiseizoen ). Alle wortels, inclusief de haarwortels, blijven met het planten behouden. De boom zal meteen aanslaan en verder groeien. De prijs van deze bomen ligt wel een stuk hoger. |
Het Planten Van Een Heester
Heesters worden op drie manieren verhandeld, zonder kluit, met kluit en in pot ( container ). Het verschil wordt aangegeven in de maatvoering. Ook wordt de leeftijd van de heester in de maatvoe-ring aangegeven. Voor een pas bewortelde stek zul je minder moeten betalen, dan voor een heester die vijf jaar oud is. Om dit verschil duidelijk te maken, zijn een aantal afspraken gemaakt.
Maatvoering
De maat van de hoog opgroeiende heesters, zonder kluit, wordt in de handel aangegeven in centimeters lengte, gerekend vanaf de wortelhals. Als er achter de naam van de heester 60 - 80 staat betekent dit, dat de heester dan 60 tot 80 cm hoog is. De kleinste exemplaren in de partij moeten minimaal 60 cm zijn en hoogste maximaal 80 cm.
De laagblijvende heesters worden niet in lengte aangegeven, maar in centimeters doorsnede, bijvoorbeeld 20 - 30. De heester heeft dan een doorsnede van 20 tot 30 cm. Heesters met blad worden eveneens op de bovenstaande manier aangegeven. De hovenier weet wanneer een heester met kluit geleverd wordt. Het is niet gebruikelijk dat heesters zonder kluit ook met kluit worden geleverd.
De maat van de containerheesters wordt aangegeven in de lengtemaat of doorsnede gecombineerd met de maat van de container waarin ze staan. Een laagblijvende heester met een toevoeging van 10 - 20 in p12, betekent dat de heester een diameter van 10 - 20 cm heeft en in een pot met een diameter van 12 cm staat. Verder kunnen heesters aangeduid worden met 'lev', wat leverbaar wil zeggen. Ze hebben voldoende wortelpruik om het aanslaan te garanderen. Ook de aanduiding met 2 -3 takken wordt vaak gebruikt, wat aangeeft dat de heester 2 tot 3 gesteltakken heeft.
Heesters worden op drie manieren verhandeld, zonder kluit, met kluit en in pot ( container ). Het verschil wordt aangegeven in de maatvoering. Ook wordt de leeftijd van de heester in de maatvoe-ring aangegeven. Voor een pas bewortelde stek zul je minder moeten betalen, dan voor een heester die vijf jaar oud is. Om dit verschil duidelijk te maken, zijn een aantal afspraken gemaakt.
Maatvoering
De maat van de hoog opgroeiende heesters, zonder kluit, wordt in de handel aangegeven in centimeters lengte, gerekend vanaf de wortelhals. Als er achter de naam van de heester 60 - 80 staat betekent dit, dat de heester dan 60 tot 80 cm hoog is. De kleinste exemplaren in de partij moeten minimaal 60 cm zijn en hoogste maximaal 80 cm.
De laagblijvende heesters worden niet in lengte aangegeven, maar in centimeters doorsnede, bijvoorbeeld 20 - 30. De heester heeft dan een doorsnede van 20 tot 30 cm. Heesters met blad worden eveneens op de bovenstaande manier aangegeven. De hovenier weet wanneer een heester met kluit geleverd wordt. Het is niet gebruikelijk dat heesters zonder kluit ook met kluit worden geleverd.
De maat van de containerheesters wordt aangegeven in de lengtemaat of doorsnede gecombineerd met de maat van de container waarin ze staan. Een laagblijvende heester met een toevoeging van 10 - 20 in p12, betekent dat de heester een diameter van 10 - 20 cm heeft en in een pot met een diameter van 12 cm staat. Verder kunnen heesters aangeduid worden met 'lev', wat leverbaar wil zeggen. Ze hebben voldoende wortelpruik om het aanslaan te garanderen. Ook de aanduiding met 2 -3 takken wordt vaak gebruikt, wat aangeeft dat de heester 2 tot 3 gesteltakken heeft.
Planttijden
De planttijd van heesters, met en zonder kluit, is over het algemeen in de rustperiode, namelijk vanaf oktober tot april, met uitzondering van vorstperioden. We moeten echter een onderscheid maken tussen de bladverliezende heesters en de bladhoudende heesters. De beste planttijd voor bladhoudende heesters is vanaf augustus tot oktober. De heester heeft dan nog alle tijd om door te wortelen, zodat deze vast geworteld de winter in kan. De heester verdampt in de winter gewoon door en moet dus water uit de bodem op kunnen nemen, zonder deze niet uitdroogt. Is de heester nog niet vastgeworteld, dan heeft deze alleen het water ter beschikking dat in de kluit zit. Dat is vaak niet voldoende. Een andere periode om bladhoudende heesters te planten is vanaf april tot en met mei. De heester zal de knoppen laten uitlopen en de wortels actief maken. De heester zal meteen na het planten vastgroeien en voldoende water op kunnen nemen voordat de zomer zijn intrede doet. |
De beste planttijd voor bladverliezende heesters is vanaf oktober tot april, met uitzondering van vorstperioden. De heester is in rust en zal in het voorjaar vastgroeien en uitlopen. Omdat de heester zijn bladeren mist, zal deze weinig verdampen. Er kan in de winter weinig misgaan. Uitzondering hierop zijn de heesters met vlezige wortels, zoals Magnolia. Deze groep planten wordt het liefst geplant op het moment dat de knoppen gaan schuiven. Dit is misschien per heestergroep wel de beste periode, maar een hovenier kan bij het aanleggen van een tuin natuurlijk niet altijd rekening houden met deze planttijden. De tuin wordt toch in zijn geheel aangelegd, hij komt later niet meer terug. Planten die later toch doodgaan worden ingeboet. De kosten die daar tegenover staan wegen totaal niet op tegen de kosten die gemaakt worden door de tuin in twee periodes aan te leggen. Toch moet er rekening gehouden worden met de beste planttijden, zeker als er in de tuin het een en ander verplant moet worden. Meestal zal een hovenier bij het verplanten van kostbare planten hier wel degelijk rekening mee houden.
Heesters in containers kunnen het hele jaar door geplant worden. De wortelpruik wordt niet beschadigd bij het planten. Ze kunnen meteen doorgroeien. Bij tuincentra zitten de meeste planten tegen-woordig in een pot of container. Dit in verband met het gemak bij het wegzetten van de planten. Ze behoeven niet meer ingekuild te worden. Inkuilen is het tijdelijk opplanten van planten, om ze op een later tijdstip er uit te halen en te gaan planten. Bovendien is het voor de klant ook vriendelijker om een plant in een pot mee te nemen. Zouden de planten uit de volle grond komen, dan zal er veel zand van de wortels afvallen en zo het interieur van de auto bevuilen.
Heesters in containers kunnen het hele jaar door geplant worden. De wortelpruik wordt niet beschadigd bij het planten. Ze kunnen meteen doorgroeien. Bij tuincentra zitten de meeste planten tegen-woordig in een pot of container. Dit in verband met het gemak bij het wegzetten van de planten. Ze behoeven niet meer ingekuild te worden. Inkuilen is het tijdelijk opplanten van planten, om ze op een later tijdstip er uit te halen en te gaan planten. Bovendien is het voor de klant ook vriendelijker om een plant in een pot mee te nemen. Zouden de planten uit de volle grond komen, dan zal er veel zand van de wortels afvallen en zo het interieur van de auto bevuilen.
Plantmateriaal
Opgaande coniferen worden in centimeters lengte aangeduid, gemeten vanaf de kluit of pot. Een Picea abies 50 - 60 betekent : een Fijn-spar met een hoogte van 50 tot 60 cm. Een laagblijvende conifeer wordt in centimeters doorsnede aangeduid. Een Taxus baccata 'Repandens' 20 - 40 betekent : een Venijnboom met een doorsnede van 20 - 40 cm. Alle coniferen worden met kluit of in pot ( container ) geleverd. Het vermelden van een kluit is daardoor overbodig. De aanduiding voor een conifeer in pot wordt als volgt geregeld. Een Taxus baccata 'Repandens' 20 - 30 c3 betekent ; een Venijnboom met een doorsnede van 20 - 40 cm in een container van 3 liter staand. De kwaliteit van coniferen is niet alleen afhankelijk van de bovengrondse delen, maar ook van de ondergrondse delen. Bij het boven-grondse deel letten we op de regelmatige vertakking van de conifeer, de kleur, de aantasting door dierlijke belagers ( bijv. spint ) en natuurlijk de hoogte of de doorsnede. Bij het ondergrondse deel letten we op de kwaliteit van het wortelgestel. Een goed gevormde kluit bevat veel wortels met daartussen grond. De wortels en de grond vormen een geheel, de zogenaamde kluit. Bij coniferen moet de kluit goed stevig aan de plant hangen. Als je de conifeer optilt en de kluit onder den plant hangt tem bungelen, dan is de kluit slecht gevormd. Het risico dat de conifeer doodgaat is erg groot. In de handel wordt het probleem van een slechte kluit wel eens verdoezeld door de knopen van de broek om de stam te draaien en vast te binden. Gebruik dergelijke coniferen niet voor de aanleg van de tuin, ze gaan hoogstwaarschijnlijk dood. Let er dus op dat de kluit goed vastzit aan de coniferen en dat er witte kiemwortels door het gaas heen komen. Dit duidt op een goede wortelactiviteit. Het een en ander is goed te zien als er laat in het seizoen geplant wordt. |
Planttijden
Het planten van coniferen kan het best vergeleken worden met het planten van bladhoudende heesters. Ook de coniferen zijn namelijk bladhoudende gewassenm, op een drietal geslachten na die bladverliezend zijn.
Het planten van coniferen kan het best vergeleken worden met het planten van bladhoudende heesters. Ook de coniferen zijn namelijk bladhoudende gewassenm, op een drietal geslachten na die bladverliezend zijn.
Op de tekening worden coniferen meestal als solitair aangegeven. Echter coniferen, die een vakbe-planting moeten vormen, worden als vak aangegeven. Bij de solitaire conifeer wordt het hart van de plant opgemeten vanaf de tekening. De plaats kan zo heel makkelijk bepaald worden. Bij vakbeplanting worden de coniferen eerst netjes verdeeld over de totaal beschikbare ruimte, alvorens tot planten over te gaan.
Het Plantgat Maken Het plantgat moet ruim genoeg zijn, zodat de wortels niet gebogen worden. het beste is om het plantgat twee maal de breedte van de kluit of pot te geven. De grond wordt aan een zijde weggelegd, zodat je nog zicht hebt op de hoogte van de omliggende grond. De conifeer moet namelijk net zo diep geplant worden, als deze op de kwekerij heeft gestaan. Een conifeer gaat zeker dood als deze te diep wordt geplant. Het Planten De kluit van een conifeer wordt vaak verpakt in een gaaslap. Deze moet je er bij het planten afhalen. De knopen liggen vaak dicht in de buurt van de stam, of zijn er zelfs omheen gedraaid. Door deze knopen te laten zitten kan de stam, als deze dikker wordt, ingesnoerd worden. Er zal groeiremming ontstaan of de conifeer breekt bij zware storm af. Je moet eerst de conifeer in het plantgat zetten, alvorens de knopen los te snijden. Om de kluit goed te houden wordt tegenwoordig besloten om de gaaslap in het plantgat uit te spreiden en niet meer onder de conifeer uit te trekken. De diepte van het plantgat moet erg goed bepaald zijn, omdat de conifeer niet meer omhoog getrokken mag worden, nadat het plantgat dicht gegooid is. Bij omhoog trekken kan de kluit uiteen getrokken worden. Nadat de gaaslap in het plantgat is uitgelegd, worden de zijkanten van het plantgat ingestoken, om een geleidelijke overgang te krijgen van plantgat naar de omliggende grond. |
Zouden we dat niet doen, dan zullen de wortels in het plantgat blijven en niet naar de omliggende grond groeien. Dit komt de verankering niet ten goede. De grond wordt hierna rondom de conifeer aangetrapt, zodat de grond zich goed rondom de kluit aansluit. Na het planten wordt een conifeer nooit gesnoeid. Eerst laten we hem goed aanslaan. We gaan er dan vanuit dat er goed plantmateriaal is aangeschaft. Het water geven is belangrijk omdat we planten in een warme periode. De verdamping gaat immers gewoon door en de kluit heeft zeker niet voldoende waterreserve. Een constant natte grond, over enkele maanden genomen, is voor de meeste coniferen ook erg slecht. De wortels zullen dan massaal afsterven. Een goede drainage is dan erg belangrijk !
Het Planten Van Klim-, Slinger- & Leiplanten
Plantmateriaal Klim-, slinger- en leiplanten worden vrijwel altijd in pot verhandeld. De plant wordt met een tonkinstok rechtop gehou-den. Op deze manier groeien de ranken niet in elkaar. Bovendien is het vervoer makkelijker en breken de ranken niet. De planten worden aan de tonkinstok gebonden met plastic bandjes, die met een speciale tang worden aangebracht. |
Planttijden
Voor het planten van klim-, slinger- en leiplanten bestaan niet echt planttijden, omdat ze in potten staan. Het maakt geen verschil uit of het een bladhoudende of een bladverliezende klimplant betreft.
Werkvolgorde
Voor het planten van een klimplant worden de volgende handelingen verricht :
- klimmateriaal aanbrengen
- plantgat maken
- het planten
- het snoeien
Voor het planten van klim-, slinger- en leiplanten bestaan niet echt planttijden, omdat ze in potten staan. Het maakt geen verschil uit of het een bladhoudende of een bladverliezende klimplant betreft.
Werkvolgorde
Voor het planten van een klimplant worden de volgende handelingen verricht :
- klimmateriaal aanbrengen
- plantgat maken
- het planten
- het snoeien
Klimmateriaal Aanbrengen
Een klim-, slinger- of leiplant kan tegen een verticaal object groeien. Dit kunnen allerlei objecten zijn, zoals een pergola, een boog, een schutting, een hek, gaas of een muur. Afhankelijk van de manier waarop de plant tegen het verticale object groeit, moet er wel of geen klimmateriaal worden aangebracht. Planten met hechtwortels ( klimop ) of zuignap ( wilde wingerd ) hebben geen klimmateriaal nodig. Slingerplanten hebben geen klimmateriaal nodig, als ze rond het object kunnen draaien. Dit is echter bij een muur niet mogelijk, zodat hier klim-materiaal aangebracht moet worden. Voor leiplanten ( leiroos en vuurdoorn ) moet altijd klim-materiaal aangebracht worden, ze moeten geleid worden. Het aanbod van klimmateriaal is erg divers, variërend van metaal, kunststof tot hout. Bij het aanbrengen van draden, gaas en klimrekken is het belangrijk om dit klimmateriaal een stukje van de muur af te bevestigen. De klimplant moet er in kunnen groeien, wat niet gaat als het materiaal strak tegen de muur zit. |
Plantgat Maken
Klim- slinger- en leiplanten worden vaak tegen een gevel geplant. De grond waarin ze geplant moeten worden, voldoet niet echt aan goede plantgrond. Deze is vaak droog en arm aan voeding ( gele grond bij de fundering ). Tevens kunnen er resten van het metselen in de grond aanwezig zijn. De grond in het plantgat moet vervangen worden door goede schone grond. De klimplant wordt niet strak tegen de gevel aangeplant. Vaak zit de fundering hiervoor in de weg. De muur heeft een zuigende werking op het vocht in de aanliggende grond, die daardoor gortdroog wordt. Beter is het om de klimplant een stukje van de gevel ( 15 - 20 cm ) te planten. Voor ander klimmateriaal, zoals pergola en boog is dit niet noodzakelijk. Aanbinden Klimplanten groeien vaak in het begin niet in het aangebrachte klimmateriaal. Ze moeten wat geholpen worden. Slingerplanten kunnen met de ranken in het klimmateriaal gedraaid worden en eventueel vastgezet met touw. |
NaLeiplanten worden met elastisch materiaal of speciale clips vastgezet aan het klimmateriaal. Tegen een gevel kunnen slinger- en leiplanten ook met speciale klimplantklemmen vastgezet worden.
Bij het aanbinden dienen de takken goed over de beschikbare ruimte verdeeld te worden. Regelmatig aanbinden is noodzakelijk. Oude, verhoutte scheuten binden moeilijker aan en breken snel.
Het Snoeien
Na het planten worden klim-, slinger- en leiplanten gesnoeid om enerzijds krachtig groeiende scheuten te laten ontwikkelen, anderzijds om de plant vanaf de grond met bladeren / scheuten bezet te houden. Klimplanten die tegen een pergola geplant worden, moet je snoeien, zodat ze krachtige scheuten vormen. Ze zullen dan snel op het hoogste punt zijn. Klimplanten die in een speciale vorm of in gaas moeten groeien, worden gesnoeid om goed te vertakken en de vorm / gaas snel te vullen.
Planten Van Kruidachtige Tuinplanten
Het planten van vaste planten
Vaste planten worden altijd in potten verhandeld. Potmaat 9 x 9 x 10 cm is de meest gebruikte maat. De pot is in het vierkant 9 cm breed en 10 cm hoog. Grotere vaste planten worden in grotere potten verhandeld. Vaak zijn dit ronde containers met een bepaalde liter inhoud. De meeste vaste planten worden door scheuren vermeerderd, De verkregen stukjes worden opgepot en moeten een aantal maanden staan alvorens goed doorworteld te zijn. De wortels zullen in deze periode de gehele inhoud van de pot volgroeien, zodat er een stevige kluit ontstaat. De beworteling kan echter ook te lang zijn geweest, waardoor de wortels aan de onderkant uit de pot komen. Zijn de wortels al aardig dik, dan zal het verwijderen van de pot beschadiging aan het wortelgestel geven. Bij het kopen van vaste planten moet je hier goed naar kijken. Omdat de vaste planten in een pot verkocht worden is het mogelijk om het hele jaar door deze planten in de grond te zetten. Het wortelgestel wordt immers niet beschadigd.
Planttijden
Zoals al gezegd is bij containerplanten zijn potplanten het hele jaar door te planten. Vaste planten die uit de volle grond komen kunnen we niet het hele jaar door planten.
Deze volle grondplanten poten we het liefst in het najaar of het voorjaar. In beide perioden is de vaste plant nog in rust en zal er bij het planten weinig beschadigd worden. Als vaste planten gerooid en gescheurd worden, is het voorjaar vaak de beste tijd om te verplanten. De neuzen ( groeipunten ) van de vaste plant zijn dan goed te zien, wat het verdelen van de vaste plant vergemakkelijkt.
Tegenwoordig kennen we bijna geen vaste planten meer van de volle grond, tenzij het gaat om vaste planten, die we moeten verplanten. De opengevallen plaatsen kunnen ze opnieuw aangeplant worden. Dit werk gebeurt dus alleen bij onderhoudswerkzaamheden en niet bij de aanleg van een tuin.
Scheuren
Bij het scheuren wordt de pol gerooid en in stukken verdeeld. Het binnenste stuk, het oude deel, wordt weggegooid, de jonge scheuten kunnen, als polletjes, opnieuw geplant worden. In het vroege voorjaar en laat in het seizoen wordt bij het scheuren het loof van de vast plant voor driekwart ingekort, om de verdamping te minimaliseren. De plant zal weer opnieuw uitlopen, als we laat in het seizoen planten.
Het Plantvak Klaarmaken
De plaats waar de vaste planten moeten komen te staan, moet eerst zeer goed gespit worden, De grond moet los en fijn van structuur zijn, om de vaste planten met de hand te kunnen zetten. Na het spitten wordt de grond netjes vlak gemaakt met een hark of greep. Bij het perk in of langs het gazon moeten de randen van het gazon goed vrij liggen van het perk. We moeten dan de grond wat bol harken, waarbij het laagste punt langs het gras komt. Op deze manier behouden we het nette grasrandje langs het gazon, wat belangrijk is bij het knippen van deze randen. Bij het planten van een border, of tussen de heesters, hoeven wee dit niet te doen. Wel kan het voorkomen dat de aan te planten oppervlakte groot is. We kunnen dan beter overgaan tot het in gedeelten spitten en klaar-leggen van de border, omdat anders alles weer aangelopen zal worden tijdens het planten.
Het Planten
Nadat het plantvak is omgespit en vlak gemaakt, worden de vaste planten uitgelegd over het plantvak. Hierbij wordt goed gelet op een goede verdeling van de planten over het vak. De plantafstand is natuurlijk afhankelijk van de groeisnelheid van de vaste plant. Tijdens het uitleggen kunnen de potten van de plant worden gehaald, en meteen in elkaar gestoken worden. Ook kunnen ze pas verwijderd worden tijdens het planten. Hierbij worden de potten tijdens het planten in elkaar gestoken en afgevoerd. Bij zonnig en droog weer hanteren we het liefst de tweede methode om uitdroging van de kluit te voorkomen. Als de planten goed verdeeld liggen, kunnen ze op de plaats waar ze liggen geplant worden. Hierbij wordt de hand in verticale stand gehouden en in de losse grond gestoken. Door de hand met grond naar je toe te bewegen, ontstaat er een gaatje, dat voldoende die is voor de vaste plant. Na de plant in het gat gezet te hebben, wordt deze weer gevuld met het zand en goed aangedrukt. Dit aandrukken is erg belangrijk om een goede aangroei van de vaste plant te verkrijgen. Een andere methode is om met een steekschop in de grond te steken, zodat er een gleufje ontstaat, als je de schop weer uit de grond trekt. De schop mag daarbij nooit op en neer bewogen worden. Er zal dan onder de wortelpruik een open ruimte ontstaat, die nadelig kan werken op de aangroei van de vaste plant. Een gedeelte van de wortels zal immers geen contact met de grond krijgen. Door met de hand dit gleufje groter te maken, ontstaat er een kuiltje. Je kunt nu de vaste plant planten. Je moet de grond stevig aandrukken met de vuist. Tijdens het planten wordt de grond tussen de vaste planten met de hand geëgaliseerd. Als er grote vlakken aangeplant moeten worden is het belangrijk om niet over het gehele vlak aangeplant wordt. Tijdens het planten is het belangrijk om alle potten in elkaar te schuiven en telkens als stapel af te voeren. Dit voor-komt een hoop werk bij het opruimen. En of je nu de pot op een hoop gooit of je steekt hem over een andere pot heen, de handeling is hetzelfde.
Bij het aanbinden dienen de takken goed over de beschikbare ruimte verdeeld te worden. Regelmatig aanbinden is noodzakelijk. Oude, verhoutte scheuten binden moeilijker aan en breken snel.
Het Snoeien
Na het planten worden klim-, slinger- en leiplanten gesnoeid om enerzijds krachtig groeiende scheuten te laten ontwikkelen, anderzijds om de plant vanaf de grond met bladeren / scheuten bezet te houden. Klimplanten die tegen een pergola geplant worden, moet je snoeien, zodat ze krachtige scheuten vormen. Ze zullen dan snel op het hoogste punt zijn. Klimplanten die in een speciale vorm of in gaas moeten groeien, worden gesnoeid om goed te vertakken en de vorm / gaas snel te vullen.
Planten Van Kruidachtige Tuinplanten
Het planten van vaste planten
Vaste planten worden altijd in potten verhandeld. Potmaat 9 x 9 x 10 cm is de meest gebruikte maat. De pot is in het vierkant 9 cm breed en 10 cm hoog. Grotere vaste planten worden in grotere potten verhandeld. Vaak zijn dit ronde containers met een bepaalde liter inhoud. De meeste vaste planten worden door scheuren vermeerderd, De verkregen stukjes worden opgepot en moeten een aantal maanden staan alvorens goed doorworteld te zijn. De wortels zullen in deze periode de gehele inhoud van de pot volgroeien, zodat er een stevige kluit ontstaat. De beworteling kan echter ook te lang zijn geweest, waardoor de wortels aan de onderkant uit de pot komen. Zijn de wortels al aardig dik, dan zal het verwijderen van de pot beschadiging aan het wortelgestel geven. Bij het kopen van vaste planten moet je hier goed naar kijken. Omdat de vaste planten in een pot verkocht worden is het mogelijk om het hele jaar door deze planten in de grond te zetten. Het wortelgestel wordt immers niet beschadigd.
Planttijden
Zoals al gezegd is bij containerplanten zijn potplanten het hele jaar door te planten. Vaste planten die uit de volle grond komen kunnen we niet het hele jaar door planten.
Deze volle grondplanten poten we het liefst in het najaar of het voorjaar. In beide perioden is de vaste plant nog in rust en zal er bij het planten weinig beschadigd worden. Als vaste planten gerooid en gescheurd worden, is het voorjaar vaak de beste tijd om te verplanten. De neuzen ( groeipunten ) van de vaste plant zijn dan goed te zien, wat het verdelen van de vaste plant vergemakkelijkt.
Tegenwoordig kennen we bijna geen vaste planten meer van de volle grond, tenzij het gaat om vaste planten, die we moeten verplanten. De opengevallen plaatsen kunnen ze opnieuw aangeplant worden. Dit werk gebeurt dus alleen bij onderhoudswerkzaamheden en niet bij de aanleg van een tuin.
Scheuren
Bij het scheuren wordt de pol gerooid en in stukken verdeeld. Het binnenste stuk, het oude deel, wordt weggegooid, de jonge scheuten kunnen, als polletjes, opnieuw geplant worden. In het vroege voorjaar en laat in het seizoen wordt bij het scheuren het loof van de vast plant voor driekwart ingekort, om de verdamping te minimaliseren. De plant zal weer opnieuw uitlopen, als we laat in het seizoen planten.
Het Plantvak Klaarmaken
De plaats waar de vaste planten moeten komen te staan, moet eerst zeer goed gespit worden, De grond moet los en fijn van structuur zijn, om de vaste planten met de hand te kunnen zetten. Na het spitten wordt de grond netjes vlak gemaakt met een hark of greep. Bij het perk in of langs het gazon moeten de randen van het gazon goed vrij liggen van het perk. We moeten dan de grond wat bol harken, waarbij het laagste punt langs het gras komt. Op deze manier behouden we het nette grasrandje langs het gazon, wat belangrijk is bij het knippen van deze randen. Bij het planten van een border, of tussen de heesters, hoeven wee dit niet te doen. Wel kan het voorkomen dat de aan te planten oppervlakte groot is. We kunnen dan beter overgaan tot het in gedeelten spitten en klaar-leggen van de border, omdat anders alles weer aangelopen zal worden tijdens het planten.
Het Planten
Nadat het plantvak is omgespit en vlak gemaakt, worden de vaste planten uitgelegd over het plantvak. Hierbij wordt goed gelet op een goede verdeling van de planten over het vak. De plantafstand is natuurlijk afhankelijk van de groeisnelheid van de vaste plant. Tijdens het uitleggen kunnen de potten van de plant worden gehaald, en meteen in elkaar gestoken worden. Ook kunnen ze pas verwijderd worden tijdens het planten. Hierbij worden de potten tijdens het planten in elkaar gestoken en afgevoerd. Bij zonnig en droog weer hanteren we het liefst de tweede methode om uitdroging van de kluit te voorkomen. Als de planten goed verdeeld liggen, kunnen ze op de plaats waar ze liggen geplant worden. Hierbij wordt de hand in verticale stand gehouden en in de losse grond gestoken. Door de hand met grond naar je toe te bewegen, ontstaat er een gaatje, dat voldoende die is voor de vaste plant. Na de plant in het gat gezet te hebben, wordt deze weer gevuld met het zand en goed aangedrukt. Dit aandrukken is erg belangrijk om een goede aangroei van de vaste plant te verkrijgen. Een andere methode is om met een steekschop in de grond te steken, zodat er een gleufje ontstaat, als je de schop weer uit de grond trekt. De schop mag daarbij nooit op en neer bewogen worden. Er zal dan onder de wortelpruik een open ruimte ontstaat, die nadelig kan werken op de aangroei van de vaste plant. Een gedeelte van de wortels zal immers geen contact met de grond krijgen. Door met de hand dit gleufje groter te maken, ontstaat er een kuiltje. Je kunt nu de vaste plant planten. Je moet de grond stevig aandrukken met de vuist. Tijdens het planten wordt de grond tussen de vaste planten met de hand geëgaliseerd. Als er grote vlakken aangeplant moeten worden is het belangrijk om niet over het gehele vlak aangeplant wordt. Tijdens het planten is het belangrijk om alle potten in elkaar te schuiven en telkens als stapel af te voeren. Dit voor-komt een hoop werk bij het opruimen. En of je nu de pot op een hoop gooit of je steekt hem over een andere pot heen, de handeling is hetzelfde.
Het Planten Van Eën- & Tweejarigen
Eénjarigen
Eenjarigen planten zijn planten die hun levenscyclus in een jaar doormaken. Na ontkieming gaan de planten groeien, bloeien en zaad vormen. Hierna sterft de plant af. In de volksmond worden de eenjarige planten 'zomergoed' genoemd. Voorbeelden zijn vuursalie en geranium. Ze worden aangeplant voor hun lange bloeitijd en hun vaak felle kleuren. Geen andere tuinplanten bloeien zo lang als het zomergoed.
Plantmateriaal
Eénjarige planten worden in pot of als setje verkocht. Dit kunnen gewone plastic potten zijn bij bijvoorbeeld geranium en andere grote éénjarige planten. De meeste andere éénjarigen worden tegen-woordig als setje verkocht. Een setje bestaat uit vier of zes potjes, die aan elkaar vast zitten. Je moet ze dus met vier of zes tegelijk kopen. De ruimte tussen de potjes in een setje is erg klein, zodat de planten dicht op elkaar staan. Door de planten te remmen in de groei kunnen ze klein worden gehouden. Het klein houden vn de planten gebeurt met remstoffen. Dit zijn chemische middelen die de groei remmen.
Planttijden
Eénjarige planten kunnen niet tegen koude nachten. Dat is de reden waarom het zomergoed pas na de ijsheiligen ( 15 mei ) wordt geplant. Na de ijsheiligen zijn vooral de nachten niet meer zo koud en is de kans op nachtvorst ( beter gezegd vorst aan de grond ) geweken. Zo is dat vroeger altijd geweest, maar tegenwoordig komt na deze tijd nog wel eens vorst aan de grond voor. Het beschermen van eenjarigen bij de kans op vorst aan de grond is dan erg belangrijk. Bij het planten voor die datum moet het beschermen goed in de gaten worden gehouden.
Het Planten
Op de plaats waar de éénjarigen komen te staan, wordt de bodem bemest en gespit. De grond wordt vlak gemaakt en geharkt, zodat er een losse toplaag ontstaat. In perken wordt, net als bij vaste planten, de grond wat bol gehouden. De grasrand moet goed vrij blijven om de graskanten te kunnen knippen. Na de grondbewerking worden de éénjarigen over het plantvak uitgelegd. Hierbij wordt goed gelet op een goede verdeling van de planten over het vak. De plantafstand is natuurlijk afhankelijk van de groeisnelheid van de plant. De plantafstand is niet groot, zodat de beplanting zich snel kan sluiten. De ongewenste kruidengroei wordt op deze manier tegengegaan. Tijdens het uitleggen kunnen de potten van de plant gehaald worden, en meteen in elkaar gestoken worden, Ook kunnen ze pas verwijderd worden tijdens het planten. Hierbij worden de potten tijdens het planten in elkaar gestoken en afgevoerd. Bij zonnig en droog weer hanteren we het liefst de tweede methode om uitdroging van de kluit te voorkomen.
Als de planten goed verdeeld liggen, kunnen ze op de plaats waar ze liggen geplant worden. Hierbij wordt de hand in verticale stand gehouden en in de losse grond gestoken. Hierbij wordt de hand in verticale stand gehouden en in de losse grond gestoken. Door de hand met grond naar je toe te bewegen, ontstaat er een gaatje, dat voldoende diep is voor de éénjarige plant. Na de plant in het gat gezet te hebben, wordt het gat weer gevuld met grond en goed aangedrukt. Dit aandrukken is erg belangrijk om een goede aangroei van de éénjarige plant te verkrijgen. Tijdens het planten wordt de grond tussen de éénjarigen planten met de hand geëgaliseerd. Als er grote vlakken aangeplant moeten worden is het belangrijk om niet over het gehele veld te lopen. Je zou dan de grond teveel aanlopen. Door op één plaats te gaan staan en alle omliggende planten te zetten, beperk je dit aantrappen. Deze handeling wordt op verschillende plaatsen herhaald waardoor het gehele vlak aangeplant wordt.
Eénjarigen
Eenjarigen planten zijn planten die hun levenscyclus in een jaar doormaken. Na ontkieming gaan de planten groeien, bloeien en zaad vormen. Hierna sterft de plant af. In de volksmond worden de eenjarige planten 'zomergoed' genoemd. Voorbeelden zijn vuursalie en geranium. Ze worden aangeplant voor hun lange bloeitijd en hun vaak felle kleuren. Geen andere tuinplanten bloeien zo lang als het zomergoed.
Plantmateriaal
Eénjarige planten worden in pot of als setje verkocht. Dit kunnen gewone plastic potten zijn bij bijvoorbeeld geranium en andere grote éénjarige planten. De meeste andere éénjarigen worden tegen-woordig als setje verkocht. Een setje bestaat uit vier of zes potjes, die aan elkaar vast zitten. Je moet ze dus met vier of zes tegelijk kopen. De ruimte tussen de potjes in een setje is erg klein, zodat de planten dicht op elkaar staan. Door de planten te remmen in de groei kunnen ze klein worden gehouden. Het klein houden vn de planten gebeurt met remstoffen. Dit zijn chemische middelen die de groei remmen.
Planttijden
Eénjarige planten kunnen niet tegen koude nachten. Dat is de reden waarom het zomergoed pas na de ijsheiligen ( 15 mei ) wordt geplant. Na de ijsheiligen zijn vooral de nachten niet meer zo koud en is de kans op nachtvorst ( beter gezegd vorst aan de grond ) geweken. Zo is dat vroeger altijd geweest, maar tegenwoordig komt na deze tijd nog wel eens vorst aan de grond voor. Het beschermen van eenjarigen bij de kans op vorst aan de grond is dan erg belangrijk. Bij het planten voor die datum moet het beschermen goed in de gaten worden gehouden.
Het Planten
Op de plaats waar de éénjarigen komen te staan, wordt de bodem bemest en gespit. De grond wordt vlak gemaakt en geharkt, zodat er een losse toplaag ontstaat. In perken wordt, net als bij vaste planten, de grond wat bol gehouden. De grasrand moet goed vrij blijven om de graskanten te kunnen knippen. Na de grondbewerking worden de éénjarigen over het plantvak uitgelegd. Hierbij wordt goed gelet op een goede verdeling van de planten over het vak. De plantafstand is natuurlijk afhankelijk van de groeisnelheid van de plant. De plantafstand is niet groot, zodat de beplanting zich snel kan sluiten. De ongewenste kruidengroei wordt op deze manier tegengegaan. Tijdens het uitleggen kunnen de potten van de plant gehaald worden, en meteen in elkaar gestoken worden, Ook kunnen ze pas verwijderd worden tijdens het planten. Hierbij worden de potten tijdens het planten in elkaar gestoken en afgevoerd. Bij zonnig en droog weer hanteren we het liefst de tweede methode om uitdroging van de kluit te voorkomen.
Als de planten goed verdeeld liggen, kunnen ze op de plaats waar ze liggen geplant worden. Hierbij wordt de hand in verticale stand gehouden en in de losse grond gestoken. Hierbij wordt de hand in verticale stand gehouden en in de losse grond gestoken. Door de hand met grond naar je toe te bewegen, ontstaat er een gaatje, dat voldoende diep is voor de éénjarige plant. Na de plant in het gat gezet te hebben, wordt het gat weer gevuld met grond en goed aangedrukt. Dit aandrukken is erg belangrijk om een goede aangroei van de éénjarige plant te verkrijgen. Tijdens het planten wordt de grond tussen de éénjarigen planten met de hand geëgaliseerd. Als er grote vlakken aangeplant moeten worden is het belangrijk om niet over het gehele veld te lopen. Je zou dan de grond teveel aanlopen. Door op één plaats te gaan staan en alle omliggende planten te zetten, beperk je dit aantrappen. Deze handeling wordt op verschillende plaatsen herhaald waardoor het gehele vlak aangeplant wordt.
Potten, Schalen & Bakken
Eénjarige planten worden niet alleen in de volle grond van de tuin geplant. Ze zijn ook te gebruiken bij de aanplant van grote potten, schalen en bakken. Bij het aanplanten van deze potten en dergelijke is de plantcombinatie erg belangrijk. Er staan veel planten op een zeer kleine oppervlakte. De potten en dergelijke worden voor driekwart gevuld met potgrond. De planten worden uit de grond gehaald en met de hand geplant. Hierna wordt de ruimte tussen de planten verder afgevuld met potgrond. Hierna wordt de potgrond aangedrukt. De grond komt dan automatisch wat lager te liggen dan de potrand. Dit is goed om water te kunnen geven. Het water zou meteen aan de bovenkant van de pot lopen als er geen gietrandje zou zijn. Na het planten worden de potten voorzien van meststoffen. Tegenwoordig worden gecoate meststoffen gebruikt ( bijv. de tabletten van Osmocote ). Dit zijn, zoals je bij de bemesting hebt geleerd, meststoffen met een jasje. Dit jasje zal op een paar plaatsen openschuren en de inwendige meststoffen langzaam aan de plant afgeven. Op deze manier blijven deze meststoffen langer voor de plant beschikbaar en spoelen er niet meteen uit. Dat uitspoelen gebeurt bij pot-ten vrij makkelijk omdat er vaak water moet worden gegeven. Daarbij stroomt het water er vaak aan de onderkant van de pot uit en neemt voedingsstoffen mee. De plant heeft er dan niets aan. |
Kuipplanten
Kuipplanten zijn planten die in potten ( kuipen ) groeien, die in de zomer buiten staan en in de winter naar binnen worden gehaald. De planten kunnen bij een goede verzorging erg oud worden. Des te ouder de plant is des te groter de pot, zodat al snel van een kuip kan worden gesproken. Voorbeelden zijn oranjerie planten die vroeger bij kastelen gebruikt werden. In een vorstvrije ruimte werden de kuipplanten overgehouden, Vroeger waren dit vrij donkere ruimtes, tegenwoordig worden kassen gebruikt.
Kuipplanten zijn planten die in potten ( kuipen ) groeien, die in de zomer buiten staan en in de winter naar binnen worden gehaald. De planten kunnen bij een goede verzorging erg oud worden. Des te ouder de plant is des te groter de pot, zodat al snel van een kuip kan worden gesproken. Voorbeelden zijn oranjerie planten die vroeger bij kastelen gebruikt werden. In een vorstvrije ruimte werden de kuipplanten overgehouden, Vroeger waren dit vrij donkere ruimtes, tegenwoordig worden kassen gebruikt.
Kuipplanten worden na de rustperiode uit de wintervertrekken gehaald en voorbereid op het nieuwe groeiseizoen. Hierbij worden ze gesnoeid, over-
gepot en bemest, Bij het overpotten is het belangrijk dat er een grotere potmaat wordt genomen. De overgebleven ruimte wordt opgevuld met nieuwe
potgrond, waarin ook de meststoffen worden gestoken. Het water geven van deze planten is erg belangrijk. De hoeveelheid water die door de potgrond
kan worden opgenomen is niet groot. Regelmatig water geven is een vereiste. Op warme dagen kan dit twee maal per dag zijn. De potgrond mag niet
indrogen, omdat de wateropname dan erg slecht wordt. Het water zakt dan tussen de ingedroogde kluit en de potrand naar beneden en verlaat de pot.
Bij licht ingedroogde potkluiten kan het best op de volgende manier water gegeven worden. Zet de plant in een bak met water en laat de plant en de
grond het water opzuigen. Dit duurt op zijn minst een half uur, afhankelijk van de potgrootte. Ook de waterafvoer is belangrijk. Het teveel aan water dat
niet uit de pot kan, zal wortels doen afsterven. Immers in grond waar geen lucht zit, kunnen wortels niet leven ( zie bodemkunde ), De afvoer van water
wordt geregeld door openingen aan de onderkant van de pot. Het beste is om de pot iets vrij van de grond te zetten, zodat de openingen vrij van de grond
zijn. Het afvoeren van het overtollige water zal niet gestremd worden. Ook gaatjes aan de zijkant van de pot zouden dit probleem van afvoer op kunnen
heffen. Dit is echter minder fraai.
Tweejarigen
Tweejarige planten zijn planten die hun levenscyclus in twee jaar doormaken. In het eerste jaar kiemen ze en vormen ze een bladrozet op de grond. In het tweede jaar worden de bloemen gevormd en ontwikkelen zich de zaden. Hierna sterft de plant af. Om te gaan bloeien heeft de tweejarige plant een koude prikkel nodig. Dit gebeurt in het late najaar. Voorbeelden zijn viooltje, stokroos en vingerhoedskruid.
gepot en bemest, Bij het overpotten is het belangrijk dat er een grotere potmaat wordt genomen. De overgebleven ruimte wordt opgevuld met nieuwe
potgrond, waarin ook de meststoffen worden gestoken. Het water geven van deze planten is erg belangrijk. De hoeveelheid water die door de potgrond
kan worden opgenomen is niet groot. Regelmatig water geven is een vereiste. Op warme dagen kan dit twee maal per dag zijn. De potgrond mag niet
indrogen, omdat de wateropname dan erg slecht wordt. Het water zakt dan tussen de ingedroogde kluit en de potrand naar beneden en verlaat de pot.
Bij licht ingedroogde potkluiten kan het best op de volgende manier water gegeven worden. Zet de plant in een bak met water en laat de plant en de
grond het water opzuigen. Dit duurt op zijn minst een half uur, afhankelijk van de potgrootte. Ook de waterafvoer is belangrijk. Het teveel aan water dat
niet uit de pot kan, zal wortels doen afsterven. Immers in grond waar geen lucht zit, kunnen wortels niet leven ( zie bodemkunde ), De afvoer van water
wordt geregeld door openingen aan de onderkant van de pot. Het beste is om de pot iets vrij van de grond te zetten, zodat de openingen vrij van de grond
zijn. Het afvoeren van het overtollige water zal niet gestremd worden. Ook gaatjes aan de zijkant van de pot zouden dit probleem van afvoer op kunnen
heffen. Dit is echter minder fraai.
Tweejarigen
Tweejarige planten zijn planten die hun levenscyclus in twee jaar doormaken. In het eerste jaar kiemen ze en vormen ze een bladrozet op de grond. In het tweede jaar worden de bloemen gevormd en ontwikkelen zich de zaden. Hierna sterft de plant af. Om te gaan bloeien heeft de tweejarige plant een koude prikkel nodig. Dit gebeurt in het late najaar. Voorbeelden zijn viooltje, stokroos en vingerhoedskruid.
Planttijden
De tweejarigen worden door de kwekers in juli gezaaid. In het najaar krijgen de planten een koudbehandeling op het land. Een viooltje zal dan nog voordat de winter komt een aantal bloemknoppen maken. Dit siert de tuin op in het sombere najaar. De andere tweejarigen bloeien pas in het voorjaar daarna. Er zijn echter ook zomerbloeiende tweejarigen, zoals vingerhoedskruid en stokroos. De tweejarigen worden in het najaar of het vroege voorjaar geplant. Bij de aanplant in de herfst kunnen de planten erg veel te lijden hebben van de nachtvorst en de striemende oostenwind. Bij de aanplant in het voorjaar is de tijd dat van deze planten genoten kan worden erg kort. In maart worden ze aangeplant, waarna ze bloeien van april tot juli. De éénjarigen, die vaak gebruikt worden om de tweejarigen in de zomer te vervangen, moeten half mei weer in de grond geplant worden. Het gebruik van tweejarigen is daardoor sterk teruggenomen. Plantmateriaal Tweejarigen worden zowel in pot als met kluitje verkocht. Bij het planten uit de volle grond ( met kluitje ) is het belangrijk om de planten snel in de grond te zetten, of als dit niet kan, om ze op te kuilen. De planten moeten een goed wortelgestel hebben om de aanslagkans te vergroten. |
Het Planten
Het planten van tweejarige planten is te vergelijken met dat van éénjarigen.
Het Planten Van Bollen & Knollen
Bollen en knollen worden vaak in een adem genoemd.
Toch zijn er duidelijke verschillen.
Het planten van tweejarige planten is te vergelijken met dat van éénjarigen.
Het Planten Van Bollen & Knollen
Bollen en knollen worden vaak in een adem genoemd.
Toch zijn er duidelijke verschillen.
Bollen hebben rokken. In deze rokken zit het reservevoedsel. Dit reservevoedsel is nodig om te blijven leven tijdens de rustperiode en om de hoofdknop boven de grond uit te laten groeien in het voorjaar. In de hoofdknop zit de volledig ontwikkelde bloem met zijn bladeren, maar wel in miniatuurvorm. Deze bloem zal pas klaar zijn, als de bol een periode van koude heeft doorgemaakt. Gewoonlijk gebeurt dat in de winter in de grond. Deze koudeperiode kunnen we ook kunstmatig geven, prepareren zoals we dat noemen. Als je een geprepareerde tulpenbol opensnijdt, zal je in de hoofdknop de gehele plant in minia-tuurvorm vinden. De klisters zullen uitgroeien tot nieuwe bollen. De bol vermeerdert zichzelf. De meeste bollen hebben rokken, maar er is een uitzondering. De lelie heeft geen rokken, maar schubben. Dit zijn smalle vlezige delen, die dakpansgewijs over elkaar liggen. Het zijn kleine stukjes, dus geen ringen, zoals bij de rokken.
|
Knol
Bij de knol ( bijv. aardappel ) zit het reservevoedsel als één massa in de knol, er zijn geen rokken te zien. Ook bij knollen zit de bloem en de bladeren in de hoofdknop. De nieuwe knollen ontstaan bovenop de oude knol. Groeicyclus Na het planten zal de bol of knol wortels gaan vormen. Het reservevoedsel wordt verbruikt om de spruit boven de grond te laten groeien. Pas als de spruit boven de grond komt, zal deze groen worden en zelf voedsel kunnen maken uit het zonlicht. De bol of knol heeft zijn werk gedaan. Na de bloei wordt er reservevoedsel opgeslagen in de nieuwe bollen of knollen. Deze worden klaar gemaakt voor het volgende groeiseizoen. Al het voedsel, dat in de bladeren zit, wordt naar de bol of knol getransporteerd en daar opgeslagen. Het is dan ook niet raadzaam om direct na de bloei het loof af te knippen ( maaien ). De bol of knol moet de tijd krijgen om het reservevoedsel op te kunnen slaan, anders bloeien de nieuwe bollen of knollen het volgende jaar niet of zeer slecht. Plantmateriaal De bollen en knollen worden in rusttoestand verkocht, ze hebben geen bladeren of wortels. Ze lijken dood, maar we hebben nog steeds met levend materiaal te maken. Vandaar dat de bollen en knollen niet in een plastic zak verpakt worden. Ze zouden dan stikken. De bolmaat is erg belangrijk ! De bolmaat geeft de omtrek van de bol of knol weer, in centimeters. Een grote bolmaat geeft gegarandeerd een goede bloem en plant. Bij een kleinere maat is dat niet altijd zeker. Een grote bolmaat van hyacint is voor de tuinaanplant ongeschikt. De bloemen zijn dan zo groot en zwaar, dat ze snel omvallen. Planttijden Bollen en knollen kunnen we in drie groepen verdelen wat betreft de bloeitijd. Deze bloeitijd heeft consequenties voor de planttijd. De voorjaarsbloeiers worden in het najaar geplant. Deze bollen en knollen hebben namelijk een koude periode nodig om daarna in bloei te komen. Zonder deze koude periode komen ze niet of slecht in bloei. Deze koude periode krijgen de bollen en knollen in de grond, tijdens de wintermaanden. De beste planttijd is daarom oktober - november. Na het planten van de bol groeit de hoofdknop met behulp van het reservevoedsel uit de bol. Als de neus boven de grond komt, kan deze assimileren en zelf voedsel maken. |
Na de bloei sterft het loof langzaam af. Reservevoedsel wordt uit deze bladeren naar de nieuwe bollen getransporteerd. De bol is weer klaar voor het volgende groeiseizoen.
De zomer- en najaarsbloeiers worden in het voorjaar geplant. Deze bollen en knollen kunnen niet tegen koude, met uitzondering van de najaarsbloeiers. |
De zomerbloeiers worden in de winter droog en koel bewaard. In het voorjaar worden ze na de vorstperiode geplant. De beste planttijd is daarom na 15 mei. Na het planten van de knol groeit de hoofdknop met behulp van het reservevoedsel uit de knol. Als de neus boven de grond komt, kan deze assimileren en zelf voedsel maken. Na de bloei sterft het loof langzaam af. Het reservevoedsel wordt naar de nieuwe knollen getransporteerd, De nieuwe knollen dienen vorstvrij opgeslagen te worden.
Werkvolgorde
Bij het planten van bollen en knollen komen de volgende zaken aan de orde :
- het plantgat klaarmaken
- de planten
- de afwerking
Het Plantgat Klaar Maken
De plaats waar de bollen moeten komen staan, dient eerst netjes gespit te worden. De grond moet namelijk los zijn om de bollen en knollen met de hand te kunnen planten. Nadat het plantvak gespit is, wordt het met de hark geëgaliseerd. Dit is belangrijk in verband met het bepalen van de plantdiepte. Vaak wordt een plantvak wat bol gelegd, vooral bij perken. Bij perken in het gazon moet de grasrand vrij blijven van grond, anders kan de graskant niet meer geknipt worden.
Het Planten
Bij het planten van bollen en knollen moet je rekening houden met de plantdiepte. Niet alle bollen en knollen worden op dezelfde diepte gepoot, Een grotere bol of knol wordt dieper gepoot dan een kleinere bol of knol. Een vuistregel voor de plantdiepte bij bollen en knollen is als volgt : boven op de bol moet een laag grond komen liggen die tweemaal zo dik is als de hoogte van de bol of knol. Bij het planten van bollen en knollen kunnen we op verschillende manieren te werk gaan. De bollen kunnen met de hand in de losse grond en op de juiste diepte gedrukt worden. Dit kan alleen mnet kleinere bollen en knollen. De grotere bollen en knollen planten we met behulp van een bolplanter, een plantschopje of met de hand. De bol of knol wordt, met de neus omhoog, in het kuiltje gezet. Deze wordt afgedekt met grond uit het volgende kuiltje. Een andere methode is de plaats, waar de bollen en knollen moeten staan, met de panschop op de juiste diepte uit te graven. De bollen en knollen worden in de kuil uitgelegd. De bollen en knollen weer met grond, die we hebben uitgegraven, afgedekt. Deze methode wordt toegepast bij grote partijen bollen en knollen.
Bij het planten van bollen en knollen komen de volgende zaken aan de orde :
- het plantgat klaarmaken
- de planten
- de afwerking
Het Plantgat Klaar Maken
De plaats waar de bollen moeten komen staan, dient eerst netjes gespit te worden. De grond moet namelijk los zijn om de bollen en knollen met de hand te kunnen planten. Nadat het plantvak gespit is, wordt het met de hark geëgaliseerd. Dit is belangrijk in verband met het bepalen van de plantdiepte. Vaak wordt een plantvak wat bol gelegd, vooral bij perken. Bij perken in het gazon moet de grasrand vrij blijven van grond, anders kan de graskant niet meer geknipt worden.
Het Planten
Bij het planten van bollen en knollen moet je rekening houden met de plantdiepte. Niet alle bollen en knollen worden op dezelfde diepte gepoot, Een grotere bol of knol wordt dieper gepoot dan een kleinere bol of knol. Een vuistregel voor de plantdiepte bij bollen en knollen is als volgt : boven op de bol moet een laag grond komen liggen die tweemaal zo dik is als de hoogte van de bol of knol. Bij het planten van bollen en knollen kunnen we op verschillende manieren te werk gaan. De bollen kunnen met de hand in de losse grond en op de juiste diepte gedrukt worden. Dit kan alleen mnet kleinere bollen en knollen. De grotere bollen en knollen planten we met behulp van een bolplanter, een plantschopje of met de hand. De bol of knol wordt, met de neus omhoog, in het kuiltje gezet. Deze wordt afgedekt met grond uit het volgende kuiltje. Een andere methode is de plaats, waar de bollen en knollen moeten staan, met de panschop op de juiste diepte uit te graven. De bollen en knollen worden in de kuil uitgelegd. De bollen en knollen weer met grond, die we hebben uitgegraven, afgedekt. Deze methode wordt toegepast bij grote partijen bollen en knollen.
|
Het verband, waarin geplant wordt, is afhankelijk van de plaats waar de bollen moeten staan en het gewas. Het planten kan in driehoeks-, vierkants- of wildverband. Bij de kleinere bollen en knollen wordt meer het wildverband toegepast, terwijl bij de grotere bollen en knollen driehoeks- en vierkantsverband beter gebruikt kan worden.
Bij het planten van bollen en knollen is het belangrijk om de juiste plantdiepte aan te blijven houden. Als de bollen niet allemaal op dezelfde diepte staan, zullen ze niet tegelijk bloeien, wat erg storend is in perken. Als er vele jaren achtereen op het zelfde stukje grond bollen en knollen gezet zijn, is het verstandig om de grond te ontsmetten. De ziektekiemen in de grond worden dan gedood. Het ontsmetten van grond wordt in de toekomst verboden ! Wisselen van plant-vakken of van plantensoorten zijn alternatieven. De plantafstanden zijn afhankelijk van de bolmaat, het gewas en de plaats waar geplant wordt. Een gewas dat smal omhoog groeit, wordt dichter geplant dan een breed uitgroeiend gewas. |
Bollen en knollen worden dicht op elkaar gezet om de grond te laten sluiten. Op deze manier zal de ongewenste kruidengroei ( vroeger was dit onkruid ) geremd worden. Tussen de heesters kunnen ze ruimer gezet worden. Grote bollen worden verder uit elkaar gezet dan kleinere bolmaten. De plant uit een grote bol of knol zal zwaarder zijn. Hieronder staan een aantal bekende bol- en knolgewassen met hun plantafstanden.
|
Toepassingen
Bollen en knollen kunnen op verschillende manieren in de tuin verwerkt worden, zoals in perken, tussen heesters, in gazons en in bloembakken. In perken worden in het najaar de een-jarigen gerooid en de bollen of knollen gepoot. In het voorjaar zullen deze gaan bloeien. We gebruiken gewassen, die niet al te hoog worden. Tussen heesters gebruiken we gewassen die makkelijk verwilderen, zoals narcis, krokus, anemoon en scilla. Deze bol- en knolgewassen zullen onder bladverliezende heesters de kale plekken wat kleur geven. In het gazon gebruiken we soorten die makkelijk verwilderen en vroeg bloeien, zoals sneeuw-klokje, krokus en narcis. Ze geven in het vroege voorjaar de kale tuin en gazon wat kleur. Na de bloei moeten de gewassen nog afsterven, zodat er pas gemaaid mag worden als de bladeren dor zijn. Het gras kan dan wat lang zijn, zodat er gele plekken in het gazon komen. Bij narcis is dit altijd een probleem, omdat ze laat bloeien. |
Bij het sneeuwklokje en de krokus hebben we dit niet, omdat deze al afgestorven zijn als het gras nog maar net begonnen is met groeien. In bloembakken worden tweejarigen, zoals viooltjes, vaak gecombineerd met bol- en knolgewassen. In het voorjaar geven dit wat kleur. We gebruiken hiervoor de wat lagere soorten, omdat deze niet omvallen.
Afsluiting
Het planten van een boom moet zorgvuldig worden uitgevoerd, zodat de groeikans van de boom duidelijk groter wordt. Vooral in stedelijk groen, waar bomen in bestratingen worden geplant, luisteren de voorbereidingen zeer nauw. Fouten die hierbij gemaakt worden, resulteren in de loop van de tijd in groeistagnatie of in sommige gevallen zelfs de dood van de boom. Bij het planten van een heester wordt onderscheid gemaakt tussen heesters zonder kluit, met kluit en in pot ( container ). Niet alleen de manier waarop geplant wordt, is verschillend. Ook het tijdstip waarop geplant kan worden, verschilt. Heesters in pot kunnen het hele jaar door geplant worden. Bij het planten van een conifeer is het erg belangrijk om de plantdiepte in de gaten te houden. Te diep planten veroorzaakt vaak de dood van de conifeer. Bij het planten van een haag is het belangrijk om alle planten in één lijn te zetten. Afhankelijk van de grondsoort moet je bepaalde methoden hanteren. De plantafstand is van een aantal factoren afhankelijk. Deze factoren zijn gericht op het zo snel mogelijk sluiten van de haag. Klimplanten hebben hun specifieke eisen met betrekking tot de groeiwijze, klimmateriaal, aanbinden en snoeien. Tijdens het planten moet je hiermee rekening houden.
Het planten van een vaste plant is echt handwerk. Nadat de grond goed bewerkt is, kan in de losse grond geplant worden. Lopen over de gespitte grond moet zoveel mogelijk voorkomen worden.
Het gebruik van éénjarigen is vooral erg groot. Het planten van deze gewassen is te vergelijken met het planten van vaste planten. Ze worden kort op elkaar gezet om de grond snel te sluiten, zodat de ongewenste kruidengroei wordt geremd. Kuipplanten worden in de winter overgehouden en moeten in het voorjaar opnieuw opgepot worden. Bol- en knolgewassen worden voor allerlei doel-einden gebruikt. Het tijdstip van planten van deze gewassen is afhankelijk van de bloeitijd. De plantdiepte is afhankelijk van de bolhoogte. Bol- en knolgewassen zijn niet weg te denken uit een tuin of plantsoen.
Deel 2 Tuinaanleg, zie Tuinaanleg 2.
Afsluiting
Het planten van een boom moet zorgvuldig worden uitgevoerd, zodat de groeikans van de boom duidelijk groter wordt. Vooral in stedelijk groen, waar bomen in bestratingen worden geplant, luisteren de voorbereidingen zeer nauw. Fouten die hierbij gemaakt worden, resulteren in de loop van de tijd in groeistagnatie of in sommige gevallen zelfs de dood van de boom. Bij het planten van een heester wordt onderscheid gemaakt tussen heesters zonder kluit, met kluit en in pot ( container ). Niet alleen de manier waarop geplant wordt, is verschillend. Ook het tijdstip waarop geplant kan worden, verschilt. Heesters in pot kunnen het hele jaar door geplant worden. Bij het planten van een conifeer is het erg belangrijk om de plantdiepte in de gaten te houden. Te diep planten veroorzaakt vaak de dood van de conifeer. Bij het planten van een haag is het belangrijk om alle planten in één lijn te zetten. Afhankelijk van de grondsoort moet je bepaalde methoden hanteren. De plantafstand is van een aantal factoren afhankelijk. Deze factoren zijn gericht op het zo snel mogelijk sluiten van de haag. Klimplanten hebben hun specifieke eisen met betrekking tot de groeiwijze, klimmateriaal, aanbinden en snoeien. Tijdens het planten moet je hiermee rekening houden.
Het planten van een vaste plant is echt handwerk. Nadat de grond goed bewerkt is, kan in de losse grond geplant worden. Lopen over de gespitte grond moet zoveel mogelijk voorkomen worden.
Het gebruik van éénjarigen is vooral erg groot. Het planten van deze gewassen is te vergelijken met het planten van vaste planten. Ze worden kort op elkaar gezet om de grond snel te sluiten, zodat de ongewenste kruidengroei wordt geremd. Kuipplanten worden in de winter overgehouden en moeten in het voorjaar opnieuw opgepot worden. Bol- en knolgewassen worden voor allerlei doel-einden gebruikt. Het tijdstip van planten van deze gewassen is afhankelijk van de bloeitijd. De plantdiepte is afhankelijk van de bolhoogte. Bol- en knolgewassen zijn niet weg te denken uit een tuin of plantsoen.
Deel 2 Tuinaanleg, zie Tuinaanleg 2.