Menu
Gewasbescherming
Inleiding
Ah, de geneugten van een tuin ! Een plek waar u na een drukke dag uw geest kunt opfrissen, terwijl u uw blik over het gladde gazon, de weelderige bloembedden, het keurige groentebed en de volle fruitbomen laat glijden. O ja ? Het is veel waarschijnlijker dat u, als u door uw zorgvuldig onderhouden tuin loopt, ziet dat de ene plant gaten in zijn bladeren heeft, dat een andere vreemd van kleur is en dat de plant achteraan een beetje verwelkt is. Het ligt niet aan u : u heeft ( onbewust ) de vele organismen die voor hun bestaan afhankelijk zijn van planten een eetfestijn voorgezet. Om u te troosten : deze dieren, schimmels en bacteriën leven ook in het wild van en op planten, maar tuinen, die meestal beschut liggen en diverse gezonde waardplanten bevatten, bieden veel betere omstandigheden. Gezien de snelheid waarmee sommige van deze onwelkome indringers zich vermenigvuldigen, is het nauwelijks verrassend te nomen dat hun aantallen soms overweldigend kunnen zijn. Om succesvol zo'n invasie te kunnen afslaan, zijn oplettendheid ( om de aantasting te ontdekken ), een snelle reactie ( om in te grijpen voordat de plant bedreigd wordt in zijn bestaan ) en volhardendheid ( één behandeling is niet altijd voldoende om alle generaties van het op de plant aanwezige ongedierte aan te pakken ) noodzakelijk. Succes komt met de jaren, vaak nadat u uw eigen planten door en door heeft leren kennen, welke kleur ze hebben als ze gezond zijn, hoe ze groeien en hoe ze er tijdens de diverse groeistadia uitzien. Als u weet hoe gezonde exemplaren er uitzien, zal een verkeerde kleur of groeiwijze u gelijk opvallen en kunt u meteen reageren met de adequate behandeling. Voor u zover bent, kunt u gemakkelijk ontmoedigd raken door verwoeste gewassen en een slechte bloei. Het beste alternatief voor een ervaren tuinier is een goed boek dat beschrijft wat u ziet, vertelt wat de mogelijke oorzaken zijn en advies biedt over alternatieve behandelingen, afhankelijk van uw stijl van tuinieren. |
U hoeft uw garage of schuur niet vol te stoppen met chemicaliën om uw planten te behandelen, ze kunnen niet lezen, dus wordt uw Clematis er niets wijzer van als u het behandelt met een schimmeldodend middel voor rozen. Door wijzigingen in de regelgeving voor chemische producten zijn bepaalde bekende merken van de schappen van tuincentra verdwenen, terwijl andere er op verschenen. Hoe het ook zij, fabrikanten verbeteren en passen de chemische tuinproducten voortdurend aan, dus wordt er in dit boek verwezen naar hun actieve bestanddeel ( dat altijd wordt vermeld op het etiket ), omdat dat het minst snel zal veranderen. Veel van de nieuwe producten zijn gebaseerd op natuurlijke vetzuren in plaats van op kunstmatige chemische stoffen, en ze blijken net zo effectief te zijn, zonder blijvende neveneffecten. Dit is beter voor het milieu en betekent dat de biologische tuinier eindelijk een effectief arsenaal wordt geboden waarmee zowel oogstgewassen als sierplanten kunnen worden beschermd.
Dit boek biedt u een uitvoerig overzicht van wat uw planten zou kunnen bedreigen en vertelt u hoe u snel en effectief kunt ingrijpen. Of u nu een beginneling bent of al jaren ervaring heeft, u ontdekt altijd weer dat uw planten worden aangetast door zaken die u nog nooit eerder heeft gezien. Door klimaat veranderingen trekken plaagdieren en ziekten naar gebieden die vroeger ongastvrij voor hen waren, en de gemiddelde stijging van temperatuur houdt in dat insecten 's winters niet meer sterven. Sommige blijven zelfs actief gedurende de wintermaanden, zodat de populaties tegen de tijd dat de lente warmer weer brengt, zodanig van omvang zijn dat ze binnen een paar weken epidemische vormen kunnen aannemen.
Zodra u merkt dat uw planten worden bedreigd, is het belangrijk dat u uitzoekt hoe dat kan. Sommige symptomen kunnen verschillende oorzaken hebben, gele vlekken op bladeren, bijvoorbeeld, kunnen worden veroorzaakt door de kassenspintmijt, een virus of een mineraalgebrek. |
Als u de juiste oorzaak kunt vaststellen, kunt u het probleem op tijd behandelen. Een verkeerde behandeling is een verspilling van tijd en geld, en deze vertraging kan u uw plant kosten.
We pakken de problemen van beide zijden aan en bespreken de verschillende probleemveroorzakers ( en de schade die ze kunnen aanbrengen ), maar werken ook omgekeerd, vanuit de schade waarmee u te maken heeft ( probleemoplossing om de mogelijke oorzaak te bepalen ). Dit is het boek dat u mee in de tuin neemt als u een probleem opmerkt. Een klein vergrootglas maakt de identificatie van kleine plaagdieren eenvoudiger, maar in de meeste gevallen is het niet nodig. Uw tuin zal nooit vrij zijn van ongewenste indringers, maar nu weet u in elk geval hoe u ermee om moet gaan.
Wat Zijn Plaagdieren ?
Met een 'plaagdier' wordt een levend wezen bedoeld dat een plant aanvreet of op andere wijze beschadigt. De schade kan variëren, van enkele aangevreten bladeren tot de dood van de plant. Grote plaagdieren, zoals naakt- en huisjesslakken en konijnen, zijn bekende planteneters en zijn gemakkelijk te zien ( althans, de schade is eenvoudig te ontdekken ). Andere zijn veel kleiner en daarom bevindt zich de grootste categorie : insecten en hun nauwe verwanten. Ze zijn niet altijd als zodanig herkenbaar als ze op de plant worden ontwaard, omdat ze al vaak op planten leven voordat ze volwassen zijn, rupsen en larven, vooral die van de vruchtboombladwesp, zijn moeilijk te associëren met hun volgroeide gedaante. De eetgewoonten van het plaagdieren bepalen hoe en welk deel van de plant wordt aangetast, en in sommige gevallen wordt de hele plant aangevreten, vooral als een grote populatie een enkel exemplaar bevolkt.
Plaagdieren eten op verschillende manieren :
- door oppervlakteweefsel weg te schrapen bijvoorbeeld naakt- en huisjesslakken
- door sap op te zuigen bijvoorbeeld bladluis
- door te steken en te knagen bijvoorbeeld rupsen en varenrouwmuggen
- door zich in het plantenloof in te graven bijvoorbeeld chrysantenmineervliegen
- door in stengels en wortels gangen te graven bijvoorbeeld de rups van de wilgenhoutvlinder en ritnaalden
Andere plaagdieren leven van fruit en zaden; vaak leggen de volwassen dieren hun eieren er vlakbij, zodat hun jongen zodra ze uitkomen een voedingsbron hebben. Soms, zoals bij de Eikenspons-galwesp ( Biorhiza pallida ), veroorzaakt het plaatselijk aanvreten vervormde celgroei waardoor abnormaal gezwollen uitwassen ( gallen genaamd ) ontstaan. De plaagdieren kunnen ook onwille-keurig schade toebrengen, zoals het geval is bij wantsen ( Lygus rugulipennis en Lygocoris pabulinus ), door gif in de plant te spuiten, iets wat leidt tot plaatselijke weefselsterfte. Weer andere plaagdieren tasten de plant indirect aan doordat ze bacteriële, schimmel- of virusziekten overbrengen. Van vogels, bijvoorbeeld, wordt gedacht dat ze de overbrengers zijn van het bacterievuur op gezonde planten, en de hoofdverspreider van de iepziekteschimmel ( Scolytus spp. ). De Groene Perzikluis ( Myzus persicae ) is berucht vanwege het aantal virussen dat hij van geïnfecteerde planten op gezonde kan overbrengen. Plaagdieren die leven van plantenwortels kunnen ook een langetermijneffect bewerkstelligen. De wonden die ze veroorzaken, vormen vaak de hoofdbron van infectie door bodembacteriën of - schimmels, die de plant via gezonde wortels niet zouden kunnen binnendringen.
In sommige gevallen is de voedingsbron wel maar het plaagdier niet eenvoudig te ontdekken. De rupsen van de houtvlinders, bijvoorbeeld, zoals de gestippelde houtvlinder ( Zeuzera pyrina ), laten zaagselhoopjes achter buiten hun holletjes, en de suikerachtige uitwerpselen ( honingdauw ) van insecten, zoals luizen bedekken het plantenloof en bevorderen de vorming van roetdauw op bladeren en stengels.
We pakken de problemen van beide zijden aan en bespreken de verschillende probleemveroorzakers ( en de schade die ze kunnen aanbrengen ), maar werken ook omgekeerd, vanuit de schade waarmee u te maken heeft ( probleemoplossing om de mogelijke oorzaak te bepalen ). Dit is het boek dat u mee in de tuin neemt als u een probleem opmerkt. Een klein vergrootglas maakt de identificatie van kleine plaagdieren eenvoudiger, maar in de meeste gevallen is het niet nodig. Uw tuin zal nooit vrij zijn van ongewenste indringers, maar nu weet u in elk geval hoe u ermee om moet gaan.
Wat Zijn Plaagdieren ?
Met een 'plaagdier' wordt een levend wezen bedoeld dat een plant aanvreet of op andere wijze beschadigt. De schade kan variëren, van enkele aangevreten bladeren tot de dood van de plant. Grote plaagdieren, zoals naakt- en huisjesslakken en konijnen, zijn bekende planteneters en zijn gemakkelijk te zien ( althans, de schade is eenvoudig te ontdekken ). Andere zijn veel kleiner en daarom bevindt zich de grootste categorie : insecten en hun nauwe verwanten. Ze zijn niet altijd als zodanig herkenbaar als ze op de plant worden ontwaard, omdat ze al vaak op planten leven voordat ze volwassen zijn, rupsen en larven, vooral die van de vruchtboombladwesp, zijn moeilijk te associëren met hun volgroeide gedaante. De eetgewoonten van het plaagdieren bepalen hoe en welk deel van de plant wordt aangetast, en in sommige gevallen wordt de hele plant aangevreten, vooral als een grote populatie een enkel exemplaar bevolkt.
Plaagdieren eten op verschillende manieren :
- door oppervlakteweefsel weg te schrapen bijvoorbeeld naakt- en huisjesslakken
- door sap op te zuigen bijvoorbeeld bladluis
- door te steken en te knagen bijvoorbeeld rupsen en varenrouwmuggen
- door zich in het plantenloof in te graven bijvoorbeeld chrysantenmineervliegen
- door in stengels en wortels gangen te graven bijvoorbeeld de rups van de wilgenhoutvlinder en ritnaalden
Andere plaagdieren leven van fruit en zaden; vaak leggen de volwassen dieren hun eieren er vlakbij, zodat hun jongen zodra ze uitkomen een voedingsbron hebben. Soms, zoals bij de Eikenspons-galwesp ( Biorhiza pallida ), veroorzaakt het plaatselijk aanvreten vervormde celgroei waardoor abnormaal gezwollen uitwassen ( gallen genaamd ) ontstaan. De plaagdieren kunnen ook onwille-keurig schade toebrengen, zoals het geval is bij wantsen ( Lygus rugulipennis en Lygocoris pabulinus ), door gif in de plant te spuiten, iets wat leidt tot plaatselijke weefselsterfte. Weer andere plaagdieren tasten de plant indirect aan doordat ze bacteriële, schimmel- of virusziekten overbrengen. Van vogels, bijvoorbeeld, wordt gedacht dat ze de overbrengers zijn van het bacterievuur op gezonde planten, en de hoofdverspreider van de iepziekteschimmel ( Scolytus spp. ). De Groene Perzikluis ( Myzus persicae ) is berucht vanwege het aantal virussen dat hij van geïnfecteerde planten op gezonde kan overbrengen. Plaagdieren die leven van plantenwortels kunnen ook een langetermijneffect bewerkstelligen. De wonden die ze veroorzaken, vormen vaak de hoofdbron van infectie door bodembacteriën of - schimmels, die de plant via gezonde wortels niet zouden kunnen binnendringen.
In sommige gevallen is de voedingsbron wel maar het plaagdier niet eenvoudig te ontdekken. De rupsen van de houtvlinders, bijvoorbeeld, zoals de gestippelde houtvlinder ( Zeuzera pyrina ), laten zaagselhoopjes achter buiten hun holletjes, en de suikerachtige uitwerpselen ( honingdauw ) van insecten, zoals luizen bedekken het plantenloof en bevorderen de vorming van roetdauw op bladeren en stengels.
Grotere plaagdieren kunnen snel echte schade toebrengen. Herten en konijnen zijn planteneters en de grijze eekhoorn en herten trekken de schors van bomen en heesters, zodat grote delen ervan afsterven. Een deel van deze schade ontstaat echter onbedoeld, de door dassen en vossen in gazons en borders gegraven gaten zijn eerder het gevolg van hun zoektocht naar voedsel, zoals engerlingen, emelten en wormen, dan van hun interesse in het gazon zelf. Het beste ( en meest frustrerende ) voorbeeld hiervan is misschien wel het door mollen verwoeste grasveld als ze tijdens hun zoektocht naar wormen molshopen maken en met hun gangen planten ondermijnen. In dit geval worden de planten onwillekeurig beschadigd, omdat de mollen in de planten zelf geen speciale interesse hebben.
|
Wat Is Een Plantenziekte ?
Een plantenziekte is een door organismen als bacteriën, schimmels of virussen veroorzaakte pathologische conditie waardoor de plant slecht gaat functioneren en uiteindelijk zelfs kan sterven.
Soms wordt het schadelijke organisme verspreid door een drager, zoals een luis of aaltje ( nematode ), door spintkevers die de iepziekteschimmel meedragen, of waterspetters die bacteriësporen bevatten. De ziekteverwekker is soms zichtbaar op de plant als een verkleuring, zoals bij loodglans van pruimen- en kersenbomen. Bladverkleuring, vervorming en verwelking, en dwerggroei zijn typische symptomen van infectie.
Schimmels
De meest voorkomende plantenziekten zijn schimmelziekten en naar verluidt bestaan er minstens 100.000 schimmelsoorten, hoewel ze niet alle parasitair zijn.
Meestal worden ze verdeeld in drie categorieën, afhankelijk van hun relatie met de plant.
- obligate parasieten hebben een levende waardplant nodig, zoals knolvoet bij koolsoorten, en hoewel ze de groei ernstig verstoren, zal de plant niet sterven, aangezien de parasieten dan zelf sterven.
- obligate saprofyten leven van dood plantenmateriaal en vormen zelden een bedreiging voor gezonde planten.
- facultatieve parasieten leven van zowel dode als levende planten, bijvoorbeeld de vuurschimmel, die zijn leven meestal begint op dode scheuten en geleidelijk het levend weefsel binnendringt,
zodat de waardplant langzaam sterft, en zich daarna voedt met het dode weefsel.
Bacteriën
Bacteriën die schadelijk zijn voor planten, zijn vrij zeldzaam, vermoedelijk minder dan 2000 soorten, hoewel sommige een verwoestend effect kunnen hebben. De door deze organismen gecreëerde symptomen variëren sterk in uiterlijk en hevigheid, maar de groei of gezondheid van de plant wordt vrijwel altijd aangetast en bij een ernstige aantasting kan de plant sterven. De mate van infectie en de verspreiding van de ziekte in de plant worden beïnvloed door factoren als het weer, groeicondities en de gezondheid van de waardplant voor de infectie. Gezonde planten kunnen bijvoorbeeld symptomen van bacteriekanker vertonen in de vorm van bladgaten, maar de infectie hoeft zich niet naar de rest van de plant uit te breiden, zodat het dode loof gewoon afvalt. In een warme en vochtige omgeving zijn deze bacteriële infecties ernstiger, aangezien de verspreiding en de groei van schadelijke organismen dan harder gaan door een alarmerend snelle, vermenigvuldiging.
Een plantenziekte is een door organismen als bacteriën, schimmels of virussen veroorzaakte pathologische conditie waardoor de plant slecht gaat functioneren en uiteindelijk zelfs kan sterven.
Soms wordt het schadelijke organisme verspreid door een drager, zoals een luis of aaltje ( nematode ), door spintkevers die de iepziekteschimmel meedragen, of waterspetters die bacteriësporen bevatten. De ziekteverwekker is soms zichtbaar op de plant als een verkleuring, zoals bij loodglans van pruimen- en kersenbomen. Bladverkleuring, vervorming en verwelking, en dwerggroei zijn typische symptomen van infectie.
Schimmels
De meest voorkomende plantenziekten zijn schimmelziekten en naar verluidt bestaan er minstens 100.000 schimmelsoorten, hoewel ze niet alle parasitair zijn.
Meestal worden ze verdeeld in drie categorieën, afhankelijk van hun relatie met de plant.
- obligate parasieten hebben een levende waardplant nodig, zoals knolvoet bij koolsoorten, en hoewel ze de groei ernstig verstoren, zal de plant niet sterven, aangezien de parasieten dan zelf sterven.
- obligate saprofyten leven van dood plantenmateriaal en vormen zelden een bedreiging voor gezonde planten.
- facultatieve parasieten leven van zowel dode als levende planten, bijvoorbeeld de vuurschimmel, die zijn leven meestal begint op dode scheuten en geleidelijk het levend weefsel binnendringt,
zodat de waardplant langzaam sterft, en zich daarna voedt met het dode weefsel.
Bacteriën
Bacteriën die schadelijk zijn voor planten, zijn vrij zeldzaam, vermoedelijk minder dan 2000 soorten, hoewel sommige een verwoestend effect kunnen hebben. De door deze organismen gecreëerde symptomen variëren sterk in uiterlijk en hevigheid, maar de groei of gezondheid van de plant wordt vrijwel altijd aangetast en bij een ernstige aantasting kan de plant sterven. De mate van infectie en de verspreiding van de ziekte in de plant worden beïnvloed door factoren als het weer, groeicondities en de gezondheid van de waardplant voor de infectie. Gezonde planten kunnen bijvoorbeeld symptomen van bacteriekanker vertonen in de vorm van bladgaten, maar de infectie hoeft zich niet naar de rest van de plant uit te breiden, zodat het dode loof gewoon afvalt. In een warme en vochtige omgeving zijn deze bacteriële infecties ernstiger, aangezien de verspreiding en de groei van schadelijke organismen dan harder gaan door een alarmerend snelle, vermenigvuldiging.
Virussen
De term 'virus' omvat een reeks ziekten, waaronder mycoplasma's, fytoplasma's, viroïden en virussen zelf, die op planten een verwoestend effect kunnen hebben. Deze ziekteverwekkers worden de ultieme parasieten genoemd, omdat ze voor hun ontwikkeling en groei een waardplant nodig hebben waar ze deel van worden, waar ze in in plaats van op leven, zoals schimmels en bacteriën doen. Helaas maakt dit kenmerk ze zo goed als onuitroeibaar. Virusziekten kunnen zich op verschillende wijzen verspreiden, maar meestal gebeurt dat doordat het sap van aangetaste planten de schone, onaangetaste exemplaren besmet. Niet alleen sap zuigende insecten kunnen dit bewerkstellingen maar ook mensen en snoei-scharen kunnen drager zijn. De karakteristieke symptomen van veel virussen zijn een achtergebleven en vervormde groei, gevlekt blad en een blekere bloemkleur. Sommige rozen ontwikkelen zelfs groene bloemblaadjes. Het kan echter moeilijk zijn de aanwezigheid van een virus vast te stellen, doordat verschillende planten verschillende symptomen vertonen, zelfs als ze door een identiek virus zijn geïnfec-teerd. Wat Is Een Stoornis ? Een stoornis is alles wat niet geclassificeerd kan worden als plaagdier of ziekte, maar wat wel een slechte groei of de dood van een plant veroorzaakt. Als stoornissen niet worden herkend en behandeld, kunnen de meeste de dood van de plant veroorzaken. |
Deze grote groep omvat problemen die ontstaan door :
- onvoldoende of verkeerd water geven - onvoldoende of verkeerde voeding - onvoldoende licht - verkeerde temperatuur - ongeschikte groeicondities - verkeerde opslagomstandigheden - slechte luchtkwaliteit |
Elk van deze factoren, of een combinatie, kan leiden tot een fysiologische aandoening bij de plant. Welke aandoening dat is en hoelang die duurt zijn zaken die bepalen hoelang die duurt zijn zaken die bepalen hoe schadelijk de stoornis is voor een plant of groep van planten.
Omgevingsproblemen Een plant die het ontbreekt aan water, voeding of de juiste omgevingsconditie hoeft er niet ongezond uit te zien ( behalve in vergelijking met perfect gezonde planten ), maar zal vatbaarder zijn voor aantasting door plaagdieren of ziekten. De meest voorkomende stoornissen houden verband met water. Planten bestaan voor ongeveer 90 % uit water en zijn er voor al hun functies van afhankelijk, dus zorgt een tekort ( droogte, waardoor de plant verwelkt en in extreme gevallen sterft ) |
of een teveel ( drassige grond waaruit de zuurstof in de compost of aarde wegspoelt ) ervoor dat de wortels ophouden met functioneren, verschrompelen of verrotten en uiteindelijk sterven.
Het weer heeft een sterke invloed op het functioneren van een plant. Temperatuurextremen aan beide uiteinden van de schaal kunnen problemen veroorzaken. Bekend is vorstschade, maar ook hoge temperaturen kunnen de groei afremmen, want bij een temperatuur van rond de + 35 graden kunnen de meeste planten veel van de voor de groei noodzakelijke chemische processen niet langer uit-voeren. In ernstige gevallen kunnen een hoge temperatuur en direct zonlicht ervoor zorgen dat de schors van pas geplante bomen openbarst. Harde wind, vooral uit dezelfde richting, kan aanzienlijke structurele schade aanrichten. Hoewel dit vaak als een winters probleem wordt beschouwd, lopen veel planten het meeste gevaar als ze zwaar zijn van bloesem of vruchten, vooral vlak na een regen-periode, als ze het gewicht van het water op de bloemen en vruchten meedragen.
Het weer heeft een sterke invloed op het functioneren van een plant. Temperatuurextremen aan beide uiteinden van de schaal kunnen problemen veroorzaken. Bekend is vorstschade, maar ook hoge temperaturen kunnen de groei afremmen, want bij een temperatuur van rond de + 35 graden kunnen de meeste planten veel van de voor de groei noodzakelijke chemische processen niet langer uit-voeren. In ernstige gevallen kunnen een hoge temperatuur en direct zonlicht ervoor zorgen dat de schors van pas geplante bomen openbarst. Harde wind, vooral uit dezelfde richting, kan aanzienlijke structurele schade aanrichten. Hoewel dit vaak als een winters probleem wordt beschouwd, lopen veel planten het meeste gevaar als ze zwaar zijn van bloesem of vruchten, vooral vlak na een regen-periode, als ze het gewicht van het water op de bloemen en vruchten meedragen.
Voedingsgebrek
Een andere veel voorkomende reden waarom een plant niet gedijt is, is voedingsgebrek, dat wil zeggen, een tekort aan een of meerdere mineraalzouten die essentieel zijn voor een gezonde groei. De belangrijkste voedingsstoffen zijn : - fosfor ( fosfaat ), kalium ( kaliumcarbonaat ) en stikstof, waarvan grote hoeveelheden nodig zijn; zij worden wel de macrovoedingsstoffen genoemd - boor, calcium, chloor, ijzer, koper, magnesium, mangaan, molybdeen, natrium, zink en zwavel, waarvan veel minder nodig is; zij worden wel de microvoedingsstoffen ( of sporenelementen ) genoemd. |
Alle planten hebben deze voedingsstoffen in verschillende hoeveelheden nodig, afhankelijk van het bodemtype, de bodemgesteldheid en het soort plant. Om de zaken nog gecompliceerde te maken, staan deze voedingsstoffen met elkaar in wisselwerking. Krijgt een plant, zoals een tomaat, bijvoorbeeld teveel kalium, dan leidt dat tot een magnesiumtekort. Te veel mest geven met de bedoeling snel een probleem op te lossen, schept weer andere problemen. Als door grond waarin aardappels groeien grote hoeveelheden mest worden gewerkt, raakt de schil van de knollen beschadigd en wordt het hard, taai en knobbelig. Dit wordt 'krokodillenhuid' genoemd. De door deze onevenwichtigheden veroorzaakte problemen worden alleen zichtbaar als zich symptomen als een iele, stakerige groei en verkleurde bladeren of slappe stengels voordoen. Gebreken uiten zich ook in slechte vruchtzetting of beschadigde gewassen, zoals bij tomaten die lijden aan neusrot, een teken van calciumgebrek. Als gevolg van stip, ook door een tekort aan calcium, kan de opslagkwaliteit van appels ( Malus ) en diverse andere fruitsoorten verslechteren. Andere gebreken worden slechts opgemerkt als de symptomen acuut worden, ook al teisteren ze de plant al enige tijd.
Plaagdieren & Ziekten En De Omgeving
De meest plaagdieren en ziekten die tuinplanten bedreigen, zijn de meeste tijd wel in de één of andere vorm aanwezig. Een kleine plaagdierpopulatie kan geheel onopgemerkt blijven en zowel plaagdieren als ziekten bevinden zich een deel van het jaar in een rustperiode. Sommige ziekteverwekkers kunnen wel 25 jaar in ruste blijven, tot zich een geschikte waardplant aandient en de ziekteverwekker actief wordt.
Omgevingsinvloeden Op Ziekten
Voor hun verspreiding en ontwikkeling hebben de meeste ziekteverwekkers de juiste omstandigheden nodig, maar welke die precies zijn, is volkomen afhankelijk van het probleem.
De twee soorten meeldauw ( echte en valse ) zullen bijvoorbeeld niet snel tegelijkertijd worden aangetroffen, eenvoudigweg omdat ze onder compleet verschillende condities gedijen.
Bacterierot verkiest vochtige lucht rond loof en takken, ze zoeken kleine wondjes in de schors of jonge scheuten en bloemen om het binnendringen te vergemakkelijken.
Bladvlekkenziekte vormt een probleem onder slechte groeiomstandigheden, als de planten een voedingstekort hebben en een laagje vocht het blad bedekt.
Echte Meeldauw gedijt als planten waterproblemen hebben ( door droogte of verkeerde bewatering ) en op het blad een dunne vochtlaag ligt.
Deze ziekte komt vaak voor in de zomer of herfst en meestal op jong, zacht blad, dat het kwetsbaarst is.
Kanker prefereert eveneens vochtige lucht rond het loof en de takken en kleine wonden in de schors of snoeiwonden om het binnendringen te vereenvoudigen.
Een slechte afwatering is een belangrijke factor bij de verspreiding van deze ziekte.
Roest verkiest omstandigheden waaronder planten waterproblemen hebben ( door droogte of verkeerde bewatering ) en vocht op het loof.
Roest komt vaak voor in de zomer of herfst.
Valse Meeldauw heeft graag vochtige lucht rond het loof, enige luchtcirculatie en dode, rottende planten of plantafval in de buurt.
De ziekte kan zich het hele jaar verspreiden.
Verwelkingsziekten hebben vochtige lucht rond het loof en de takken nodig, met kleine wonden in de schors of snoeiwonden om het binnendringen te vergemakkelijken.
Virussen worden via het plantensap overgebracht, wat kan worden gedaan door insecten, mensen of wonden. Idealiter zouden de planten actief moeten groeien.
Voetziekte is afhankelijk van een aantal factoren, waaronder stoornissen ( vooral door de honingzwam ) en een slechte afwatering ( voor Phytophthora-soorten ).
Plaagdieren & Ziekten En De Omgeving
De meest plaagdieren en ziekten die tuinplanten bedreigen, zijn de meeste tijd wel in de één of andere vorm aanwezig. Een kleine plaagdierpopulatie kan geheel onopgemerkt blijven en zowel plaagdieren als ziekten bevinden zich een deel van het jaar in een rustperiode. Sommige ziekteverwekkers kunnen wel 25 jaar in ruste blijven, tot zich een geschikte waardplant aandient en de ziekteverwekker actief wordt.
Omgevingsinvloeden Op Ziekten
Voor hun verspreiding en ontwikkeling hebben de meeste ziekteverwekkers de juiste omstandigheden nodig, maar welke die precies zijn, is volkomen afhankelijk van het probleem.
De twee soorten meeldauw ( echte en valse ) zullen bijvoorbeeld niet snel tegelijkertijd worden aangetroffen, eenvoudigweg omdat ze onder compleet verschillende condities gedijen.
Bacterierot verkiest vochtige lucht rond loof en takken, ze zoeken kleine wondjes in de schors of jonge scheuten en bloemen om het binnendringen te vergemakkelijken.
Bladvlekkenziekte vormt een probleem onder slechte groeiomstandigheden, als de planten een voedingstekort hebben en een laagje vocht het blad bedekt.
Echte Meeldauw gedijt als planten waterproblemen hebben ( door droogte of verkeerde bewatering ) en op het blad een dunne vochtlaag ligt.
Deze ziekte komt vaak voor in de zomer of herfst en meestal op jong, zacht blad, dat het kwetsbaarst is.
Kanker prefereert eveneens vochtige lucht rond het loof en de takken en kleine wonden in de schors of snoeiwonden om het binnendringen te vereenvoudigen.
Een slechte afwatering is een belangrijke factor bij de verspreiding van deze ziekte.
Roest verkiest omstandigheden waaronder planten waterproblemen hebben ( door droogte of verkeerde bewatering ) en vocht op het loof.
Roest komt vaak voor in de zomer of herfst.
Valse Meeldauw heeft graag vochtige lucht rond het loof, enige luchtcirculatie en dode, rottende planten of plantafval in de buurt.
De ziekte kan zich het hele jaar verspreiden.
Verwelkingsziekten hebben vochtige lucht rond het loof en de takken nodig, met kleine wonden in de schors of snoeiwonden om het binnendringen te vergemakkelijken.
Virussen worden via het plantensap overgebracht, wat kan worden gedaan door insecten, mensen of wonden. Idealiter zouden de planten actief moeten groeien.
Voetziekte is afhankelijk van een aantal factoren, waaronder stoornissen ( vooral door de honingzwam ) en een slechte afwatering ( voor Phytophthora-soorten ).
Omgevingsinvloeden Op Plaagdieren
Voor veel plaagdieren zijn hoge temperaturen, actief groeiende planten, weinig natuurlijke vijanden en een voedingsbron de belangrijkste vereisten voor succes. Aaltjes ( nematoden ) gedijen het best als er over de waardplant een laagje vocht ligt, of ze nu in of boven de grond leven. Bladluizen prefereren actief groeiende planten en milde temperaturen. Ze lijken aangetrokken te worden tot door droogte verzwakte planten. Kevers eten zowel zacht als houtig materiaal, aangezien de volwassen en jonge dieren sterke kaken hebben. Ze houden van mild weer en hebben graag een schuilplaats. |
Mijten verkiezen actief groeiende planten en warme, droge omstandigheden.
Huisjes- en Naaktslakken gedijen onder koele, vochtige omstandigheden en als er een vochtlaagje ligt over het oppervlak waarover ze zich voortbewegen.
Problemen veroorzaken ze meestal op vochtige, schaduwrijke plekken.
Schild- en Wolluizen houden van actief groeiende planten en warmte.
Trips houden van actief groeiende planten die lijden onder een tekort aan water of verkeerde bewatering, en warmte.
Vliegenlarven hebben veel, vaak zacht voedsel nodig, zoals fruit, omdat ze zwakke kaken hebben.
Ze houden van mild weer en hebben graag een schuilplaats.
Vlinders en Motten vormen geen speciaal probleem, maar hun larven ( rupsen ) eten veel, voornamelijk zacht en bladachtig materiaal, omdat de meeste zwakke monddelen hebben.
Ze houden van mild weer of een schuilplaats.
Chemische Bestrijdingsmiddelen : Hoe Ze Werken
We gaan er altijd maar van uit dat als plaagdieren of ziekten met een chemisch bestrijdingsmiddel worden bestreden, het zijn werk wel zal doen, waarmee de kous af is. Dit hoeft echter niet het geval te zijn, omdat chemicaliën zowel in hun toepassing als werking sterk van elkaar verschillen. Hoewel een bestrijdingsmiddel, strikt genomen, een chemisch product is om plaagdieren, zoals insecten, mijten en aaltjes te doden, omvat de term ook fungiciden, herbiciden en afweermiddelen, en dit boek wordt deze ruimere betekenis gebruikt.
De meeste van de in de tuin gebruikte bestrijdingsmiddelen zijn effectief zodra ze in aanraking komen met het te bestrijden plaagdier, hetgeen op twee manieren wordt bereikt :
- door ze rechtstreeks op het plaagdier aan te brengen ( wat niet eenvoudig is als het klein is )
- door het oppervlak waarop ze leven of groeien ermee te bedekken
Deze chemische middelen worden 'contactpesticiden' genoemd.
Andere chemische bestrijdingsmiddelen worden via de wortels of bladeren toegediend zodat ze door het sapsysteem worden getransporteerd. Dit zijn de 'systemische' pesticiden en ze doden insecten die het plantensap opzuigen of van het plantenweefsel eten. Systemische pesticiden hebben vaak een langduriger werking dan contactpesticiden en blijven enkele maanden werkzaam in de plant.
De chemische middelen die met een plaagdier of ziekte in contact moet komen, zijn vaak effectiever als voorzorgsmaatregel en kunnen beter worden toegepast als een probleem wordt voorzien dan als zich als duidelijke symptomen voordoen. Dit kan vooral handig zijn bij schimmelziekten die zich in voorgaande jaren rond dezelfde tijd hebben geopenbaard, als de plant wordt bespoten zodra de sporen zich openbaren, worden ze gedood of wordt de ontkieming onderdrukt voordat de ziekte zich heeft genesteld. Een andere mogelijkheid is dat de ontkiemde sporen worden gedood zodra ze het plantenweefsel binnendringen.
Huisjes- en Naaktslakken gedijen onder koele, vochtige omstandigheden en als er een vochtlaagje ligt over het oppervlak waarover ze zich voortbewegen.
Problemen veroorzaken ze meestal op vochtige, schaduwrijke plekken.
Schild- en Wolluizen houden van actief groeiende planten en warmte.
Trips houden van actief groeiende planten die lijden onder een tekort aan water of verkeerde bewatering, en warmte.
Vliegenlarven hebben veel, vaak zacht voedsel nodig, zoals fruit, omdat ze zwakke kaken hebben.
Ze houden van mild weer en hebben graag een schuilplaats.
Vlinders en Motten vormen geen speciaal probleem, maar hun larven ( rupsen ) eten veel, voornamelijk zacht en bladachtig materiaal, omdat de meeste zwakke monddelen hebben.
Ze houden van mild weer of een schuilplaats.
Chemische Bestrijdingsmiddelen : Hoe Ze Werken
We gaan er altijd maar van uit dat als plaagdieren of ziekten met een chemisch bestrijdingsmiddel worden bestreden, het zijn werk wel zal doen, waarmee de kous af is. Dit hoeft echter niet het geval te zijn, omdat chemicaliën zowel in hun toepassing als werking sterk van elkaar verschillen. Hoewel een bestrijdingsmiddel, strikt genomen, een chemisch product is om plaagdieren, zoals insecten, mijten en aaltjes te doden, omvat de term ook fungiciden, herbiciden en afweermiddelen, en dit boek wordt deze ruimere betekenis gebruikt.
De meeste van de in de tuin gebruikte bestrijdingsmiddelen zijn effectief zodra ze in aanraking komen met het te bestrijden plaagdier, hetgeen op twee manieren wordt bereikt :
- door ze rechtstreeks op het plaagdier aan te brengen ( wat niet eenvoudig is als het klein is )
- door het oppervlak waarop ze leven of groeien ermee te bedekken
Deze chemische middelen worden 'contactpesticiden' genoemd.
Andere chemische bestrijdingsmiddelen worden via de wortels of bladeren toegediend zodat ze door het sapsysteem worden getransporteerd. Dit zijn de 'systemische' pesticiden en ze doden insecten die het plantensap opzuigen of van het plantenweefsel eten. Systemische pesticiden hebben vaak een langduriger werking dan contactpesticiden en blijven enkele maanden werkzaam in de plant.
De chemische middelen die met een plaagdier of ziekte in contact moet komen, zijn vaak effectiever als voorzorgsmaatregel en kunnen beter worden toegepast als een probleem wordt voorzien dan als zich als duidelijke symptomen voordoen. Dit kan vooral handig zijn bij schimmelziekten die zich in voorgaande jaren rond dezelfde tijd hebben geopenbaard, als de plant wordt bespoten zodra de sporen zich openbaren, worden ze gedood of wordt de ontkieming onderdrukt voordat de ziekte zich heeft genesteld. Een andere mogelijkheid is dat de ontkiemde sporen worden gedood zodra ze het plantenweefsel binnendringen.
De bestrijdingsmiddelen tegen stekende of knagende plaagdieren werken verschillend. Sommige tasten het centrale zenuwsysteem aan, terwijl andere via de maag de insecten vergiftigen. Soms is het effect subtieler, wanneer het bestrijdingsmiddel de eetlust van het onge-dierte onderdrukt zodat het verhongert. Hoewel de trend zich van anorganische middelen af lijkt te bewegen, hebben sommige beslist voordelen. Op primicarb gebaseeerde producten zijn effectief bij de bestrijding van luis, maar zijn voor andere insecten, zoals lieveheers-beestjes, die vaak leven van luis, onschadelijk. Onthoud dat met alleen chemische bestrijdingsmiddelen, zonder bijvoorbeeld een goede tuinhygiëne en de juiste groeiomstandigheden, plaagdieren en ziekten niet effectief kunnen worden bestrijden.
|
Resistentie
Door overmatig of te regelmatig gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen zijn sommige plaagdieren en ziekten resistent ( tolerant ) geworden tegen deze middelen. Daarom is het verstandig regelmatig van middelen te wisselen. Controleer altijd de naam van het actieve bestanddeel, die moet veranderen, niet de merknaam.
Werkingsduur
De snelheid waarmee een chemisch bestrijdingsmiddel zijn werking en effectiviteit verliest, is afhankelijk van enkele factoren :
- de blootstelling aan zonlicht
- het bodemtype ( als het op de aarde wordt aangebracht )
- de temperatuur
- de chemische structuur van het product
Sommige middelen, zoals DDT, zijn zo onverwoestbaar dat de in het milieu aangetroffen sporen in de loop der jaren zijn toegenomen.
Daarom zijn ze uit de handel genomen en vervangen door minder langdurig werkende producten.
Bijna alle voor de tuinier beschikbare middelen worden in hoogstens drie weken afgebroken, waarna vrijwel alle sporen zijn verdwenen. De meeste vormen geen bedreiging voor kinderen, huis-dieren of wilde dieren zodra ze op de bladeren zijn opgedroogd. Geen enkel bestrijdingsmiddel is echter volkomen veilig, dus lees voor het gebruik altijd het etiket. Doordat de regelgeving ten aanzien van veiligheid en milieu regelmatig wordt verbeterd en aangepast, worden bestrijdingsmiddelen voortdurend getest en geëvalueerd. De beschikbare producten veranderen dan ook constant. Dit proces wordt voortgezet wanneer nieuwe, efficiëntere en minder milieu onvriendelijke bestrijdingsmiddelen worden geïntroduceerd, wat resulteert in het uit de handel halen van oudere producten, al kan het aanbod kleiner worden.
Chemische Bestrijdingsmiddelen : Formulering & Toepassing
Bestrijdingsmiddelen worden op verschillende manieren samengesteld om ze voor allerlei situaties en toepassingen geschikt te maken.
Hierdoor wordt de toediening van een bestrijdingsmiddel aanzienlijk eenvoudiger en efficiënter, zodat het plaagdier of de ziekte sneller onder controle kan worden gebracht.
De chemische stof kan in verschillende formuleringen en vormen worden verwerkt, bijvoorbeeld gas, spuitmiddel, vloeistof of vaste stof.
Door overmatig of te regelmatig gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen zijn sommige plaagdieren en ziekten resistent ( tolerant ) geworden tegen deze middelen. Daarom is het verstandig regelmatig van middelen te wisselen. Controleer altijd de naam van het actieve bestanddeel, die moet veranderen, niet de merknaam.
Werkingsduur
De snelheid waarmee een chemisch bestrijdingsmiddel zijn werking en effectiviteit verliest, is afhankelijk van enkele factoren :
- de blootstelling aan zonlicht
- het bodemtype ( als het op de aarde wordt aangebracht )
- de temperatuur
- de chemische structuur van het product
Sommige middelen, zoals DDT, zijn zo onverwoestbaar dat de in het milieu aangetroffen sporen in de loop der jaren zijn toegenomen.
Daarom zijn ze uit de handel genomen en vervangen door minder langdurig werkende producten.
Bijna alle voor de tuinier beschikbare middelen worden in hoogstens drie weken afgebroken, waarna vrijwel alle sporen zijn verdwenen. De meeste vormen geen bedreiging voor kinderen, huis-dieren of wilde dieren zodra ze op de bladeren zijn opgedroogd. Geen enkel bestrijdingsmiddel is echter volkomen veilig, dus lees voor het gebruik altijd het etiket. Doordat de regelgeving ten aanzien van veiligheid en milieu regelmatig wordt verbeterd en aangepast, worden bestrijdingsmiddelen voortdurend getest en geëvalueerd. De beschikbare producten veranderen dan ook constant. Dit proces wordt voortgezet wanneer nieuwe, efficiëntere en minder milieu onvriendelijke bestrijdingsmiddelen worden geïntroduceerd, wat resulteert in het uit de handel halen van oudere producten, al kan het aanbod kleiner worden.
Chemische Bestrijdingsmiddelen : Formulering & Toepassing
Bestrijdingsmiddelen worden op verschillende manieren samengesteld om ze voor allerlei situaties en toepassingen geschikt te maken.
Hierdoor wordt de toediening van een bestrijdingsmiddel aanzienlijk eenvoudiger en efficiënter, zodat het plaagdier of de ziekte sneller onder controle kan worden gebracht.
De chemische stof kan in verschillende formuleringen en vormen worden verwerkt, bijvoorbeeld gas, spuitmiddel, vloeistof of vaste stof.
Granulaat
Stuifpoeder wordt tot korrels geperst die gedurende een bepaalde periode, als het buitenste laagje van de korrel wordt afgebroken, het actieve bestanddeel in de lucht laten vrijkomen. Granulaat is vooral handig tegen bodemplaagdieren. Er zijn ook kartonnen, chemisch geïmpregneerde pillen die in potten kunnen worden gestoken om op dezelfde manier de chemische stoffen in de grond te laten vrijkomen. |
Lokaas
Stuifpoeder wordt met een lokmiddel gemengd en tot korrels geperst die het plaagdier niet kan weerstaan en opeet of, in het geval van mieren, meeneemt naar het nest, waardoor toekomstige generaties worden gedood.
Stuifpoeder wordt met een lokmiddel gemengd en tot korrels geperst die het plaagdier niet kan weerstaan en opeet of, in het geval van mieren, meeneemt naar het nest, waardoor toekomstige generaties worden gedood.
Rookapparaten
Deze zouden alleen in een besloten ruimte mogen worden toegepast, zoals een kas of serre. Meestal wordt een brandbaar materiaal, zoals papier of karton, met het actieve bestanddeel geïmpregneerd, dat tijdens de verbranding in de lucht vrijkomt. Weer andere middelen verdampen en laten zo het actieve bestanddeel in de lucht vrij-komen. Spuitbussen Met deze speciaal samengeperste, vloeibare bestrijdingsmiddelen breng je een dunne laag minuscule druppels aan op de plant. Vanwege de schadelijke effecten van drijfgassen in de atmosfeer zijn spuitbussen niet meer zo populair. |
Spuitmiddelen
Vloeibare spuitmiddelen worden vooral gebruikt ter bestrijding van plaagdieren en er zijn vele gebruiksklare producten, geconcentreerde vloeistoffen en in water oplosbare poeders verkrijgbaar. Met een plantenspuit kan het verdunde chemische middel in een fijne nevel worden aangebracht. Over de hele plant moet een dunne, egale laag komen te liggen, hoewel dit bij gebruik van systemische insecticiden niet zo belangrijk is. Zorgvuldige toediening van een bestrijdingsmiddel kan een probleem snel verhelpen.
Vloeibare spuitmiddelen worden vooral gebruikt ter bestrijding van plaagdieren en er zijn vele gebruiksklare producten, geconcentreerde vloeistoffen en in water oplosbare poeders verkrijgbaar. Met een plantenspuit kan het verdunde chemische middel in een fijne nevel worden aangebracht. Over de hele plant moet een dunne, egale laag komen te liggen, hoewel dit bij gebruik van systemische insecticiden niet zo belangrijk is. Zorgvuldige toediening van een bestrijdingsmiddel kan een probleem snel verhelpen.
Stekpoeder
Dit poeder bevat een synthetisch planthormoon dat de groei van callus en wortels op stekjes bevordert, en vaak ook een fungicide om de wortels te beschermen tegen schimmelrot. Stuifpoeder Een vast bestrijdingsmiddel wordt met een onschadelijke drager gemengd tot de juiste concentratie van het actieve bestanddeel. Het wordt toegediend met een strooibus, waarmee je een fijne poederlaag aanbrengt op de planten of bepaalde oppervlakken ( bij mierpoeders ). Helaas blijft deze laag vaak zichtbaar. |
Vloeibare Gietmiddelen
Deze lijken op spuitmiddelen ( zie hierboven ), met als belangrijkste verschil dat ze in geconcentreerde vorm ( meestal op de grond ) worden toegediend en niet onder druk staan, zoals spuitmiddelen.
Zaadcoating
Poeder wordt met een fungicide of insecticide gemengd tot een pasta die in een laagje rond zaadjes wordt aangebracht om zaailingen en jonge planten tijdens de ontkieming en groei te beschermen tegen bepaalde plaagdieren en ziekten.
Symbolen Op Verpakkingen
Deze lijken op spuitmiddelen ( zie hierboven ), met als belangrijkste verschil dat ze in geconcentreerde vorm ( meestal op de grond ) worden toegediend en niet onder druk staan, zoals spuitmiddelen.
Zaadcoating
Poeder wordt met een fungicide of insecticide gemengd tot een pasta die in een laagje rond zaadjes wordt aangebracht om zaailingen en jonge planten tijdens de ontkieming en groei te beschermen tegen bepaalde plaagdieren en ziekten.
Symbolen Op Verpakkingen
Veiligheid
Bestrijdingsmiddelen moeten altijd veilig worden opgeborgen, bij voorkeur in een vorstvrije, goed geventileerde ruimte zonder direct zonlicht.
Door temperatuurschommelingen en helder zonlicht worden ze minder werkzaam en effectief bij de bestrijding van plaagdieren en ziekten.
Houd pesticiden altijd buiten bereik van kinderen, berg ze indien mogelijk op in een stevige, afgesloten kast, en bewaar ze in hun originele verpakking, zodat er geen verwarring mogelijk is.
Schenk pesticiden nooit over in plastic drinkflessen en laat ze nooit op plaatsen rondslingeren waar iemand anders ze kan vinden.
Organische Bestrijdingsmiddel : Hoe Ze Werken
Organische bestrijdingsmiddelen, tegenwoordig 'biopesticiden genoemd, omvatten behandelingen waar bij een parasiet of roofdier wordt ingezet om een bepaald plaagdier of een bepaalde ziekte te bestrijden. Veel voorstanders van biologisch tuinieren geloven dat organische middelen veiliger zijn dan anorganische of synthetische. Hoewel het klopt dat ze geen bedreiging voor het milieu lijken te vormen, kunnen de biologische bestanddelen echter wel schadelijk zijn voor allerlei insecten en dieren, en niet alleen voor de insecten en dieren die bestreden worden.
Bestrijdingsmiddelen moeten altijd veilig worden opgeborgen, bij voorkeur in een vorstvrije, goed geventileerde ruimte zonder direct zonlicht.
Door temperatuurschommelingen en helder zonlicht worden ze minder werkzaam en effectief bij de bestrijding van plaagdieren en ziekten.
Houd pesticiden altijd buiten bereik van kinderen, berg ze indien mogelijk op in een stevige, afgesloten kast, en bewaar ze in hun originele verpakking, zodat er geen verwarring mogelijk is.
Schenk pesticiden nooit over in plastic drinkflessen en laat ze nooit op plaatsen rondslingeren waar iemand anders ze kan vinden.
Organische Bestrijdingsmiddel : Hoe Ze Werken
Organische bestrijdingsmiddelen, tegenwoordig 'biopesticiden genoemd, omvatten behandelingen waar bij een parasiet of roofdier wordt ingezet om een bepaald plaagdier of een bepaalde ziekte te bestrijden. Veel voorstanders van biologisch tuinieren geloven dat organische middelen veiliger zijn dan anorganische of synthetische. Hoewel het klopt dat ze geen bedreiging voor het milieu lijken te vormen, kunnen de biologische bestanddelen echter wel schadelijk zijn voor allerlei insecten en dieren, en niet alleen voor de insecten en dieren die bestreden worden.
'Organische' standaardproducten, zoals derrispoeder ( rotenon ) en pyrethrum, zijn zeer giftig voor diverse schadelijke insecten, maar ook voor bijen en vissen. Ze worden echter snel afgebroken en laten weinig residu achter in de plant, zodat het mogelijk is om een dag na toediening het behandelde gewas te eten. Het fungicide Bordeauxse pap ( kopersulfaat en kalk ) is ook schadelijk voor bijen en vissen : zoogdieren moeten drie weken bij behandelde gebieden worden weggehouden en herhaaldelijk gebruik kan de wormenpopulatie in de bodem ernstig doen afnemen. Veel organische bestrijdingsmiddelen hebben hetzelfde resultaat en dezelfde werking als anorganische.
Ze kunnen worden gebruikt : - als maaggif, zodat het plaagdier tijdens het eten van het behandelde plantenweefsel vergiftigd wordt. - als eetlustonderdrukker, de biologische bacterie Bacillus thuringsiensis wordt bijvoorbeeld op de bladeren van koolsoorten gespoten zodat rupsen, die de bladeren aanvreten, deze bacterie binnenkrijgen en verhongeren, want de bacterie onderdrukt hun eetlust. - om de ademhaling te verstoren, als het insect met het bestrijdingsmiddel bedekt raakt, worden zijn luchtgaten geblokkeerd en stikt het. |
Sommige fungiciden laten residu achter op de bladeren, waardoor die ongastvrij worden voor schimmels en sporen, die vervolgens verschrompelen en sterven. Producten zoals sulfaat en koper gebaseerde middelen vormen de pijler van het organische aanbod, hoewel aan hun gebruik nadelen kleven, want veel planten zijn overgevoelig voor spuitmiddelen op koperbasis, die bladvlekken en bruine, kurkachtige vlekken veroorzaken op de vruchten van diverse appelsoorten ( Malus ), en ook de peercultivar 'Doyenne du Comice' is er bijzonder gevoelig voor. Levende insecten kunnen worden uitgezet om een plaagdier op te eten of om het te infecteren met een bacterie, schimmel of virus waaraan het uiteindelijk zal sterven. Deze methode heeft als voordeel soortspecifiek te zijn en kent geen schadelijke milieueffecten. Een goed voorbeeld zijn de aaltjes ( nematoden ) die plaagdieren zoals slakken moeten bestrijden. De aaltjes dringen het slakkenlijf binnen en veroorzaken bloedvergiftiging. Hierdoor sterft de gastheer, waarna het een broedplek wordt voor meer aaltjes, die zich dan in de bodem verspreiden op zoek naar een andere gastheer.
Ook fysiek zichtbaarder middelen worden aangewend. Met plakstroken kunnen insecten gevangen worden gehouden tot ze sterven van uitputting of honger. Ze kunnen voor een specifiek plaagdier worden gebruikt, maar ook voor een bepaald geslacht, zoals de mannelijke fruitmot ( Cydia pomonella ). Plakstro-ken zijn een doorontwikkeling van de traditionele lijmband die rond bomen wordt bevestigd om vrouwelijke wintervlinders ( Operophtera brumata ) te vangen, zodat ze er niet in kunnen klimmen om eieren te leggen. Momenteel worden allerlei nieuwe producten ontwikkeld als alternatief voor anorganische bestrijdingsmiddelen. De meeste zijn gebaseerd op natuurlijke plantextracten of - elementen, knoflook, neem ( Azadirachta indica ), sulfaat en zelfs magere melk, die in geconcentreerde of enigszins aangepaste vorm insecten doden of schimmels en bacteriën onder controle te houden. Veel hoveniers geloven dat deze 'natuurlijke', plantaardige producten de meest waarschijnlijke bron vormen van de volgende generatie bestrijdingsmiddelen.
|
Organische Bestrijdingsmiddelen : Formulering & Toepassing
Organische bestrijdingsmiddelen variëren van de vrij gebruikelijke formuleringen voor anorganische bestrijdingsmiddelen tot levende insecten en bacteriesporen die zich in hun rustfase bevinden en zelfs, in het geval van sommige roofdieren, actieve volwassenen of jongen. Bij gebruik van 'levend' materiaal is het belangrijk te bedenken hoe het in leven kan worden gehouden tot het wordt uitgezet om een ziekte of plaagdier te bestrijden, aangezien de houdbaarheid beperkt is. Als het een poeder of vloeistof betreft, kan het langer worden bewaard, maar alle biopesticiden moeten redelijk vers zijn als ze worden gebruikt.
Feromoonvallen
Deze tentvormige constructies met een kleverige bodem en een feromooncapsule ( een sexueel insectenlokmiddel ) kunnen in bomen worden opgehangen.
De mannelijke insecten worden gevangen en gedood en kunnen zich dus niet voortplanten. Een feromoonval verschaft ook informatie over de hoeveelheid aanwezige plaagdieren.
Organische bestrijdingsmiddelen variëren van de vrij gebruikelijke formuleringen voor anorganische bestrijdingsmiddelen tot levende insecten en bacteriesporen die zich in hun rustfase bevinden en zelfs, in het geval van sommige roofdieren, actieve volwassenen of jongen. Bij gebruik van 'levend' materiaal is het belangrijk te bedenken hoe het in leven kan worden gehouden tot het wordt uitgezet om een ziekte of plaagdier te bestrijden, aangezien de houdbaarheid beperkt is. Als het een poeder of vloeistof betreft, kan het langer worden bewaard, maar alle biopesticiden moeten redelijk vers zijn als ze worden gebruikt.
Feromoonvallen
Deze tentvormige constructies met een kleverige bodem en een feromooncapsule ( een sexueel insectenlokmiddel ) kunnen in bomen worden opgehangen.
De mannelijke insecten worden gevangen en gedood en kunnen zich dus niet voortplanten. Een feromoonval verschaft ook informatie over de hoeveelheid aanwezige plaagdieren.
Granulaat
Een materiaal dat volwassen insecten en de eieren en larven van het biopesticide tijdens het vervoer isoleert en beschermt en gelijkmatig kan worden uitgestrooid over de bladeren van de aangetaste waardplant. De cocons van de bladluisetende Aphidoletes spp. kunnen bij-voorbeeld van tevoren met vermiculiet worden gemengd, zodat ze gelijkmatig kunnen worden verspreid. Hindernissen Een barrière zal insecten vangen of afschrikken, zodat ze de waardplant niet bereiken. Kaartjes |
Sommige parasitaire insecten worden bevestigd aan kaartjes die in planten kunnen worden opgehangen, vlak bij de voedingsbron van het plaagdier. Nadat de parasieten zijn uitgekomen, gaan ze op de plant zitten en voeden zich met het plaagdier. De parasitaire wesp ( Encarsia formosa ) die wordt gebruikt om de witte vlieg te bestrijden, wordt meestal in kassen uitgezet in de vorm van kaartjes waarop de wespenlarven zijn bevestigd.
Lokaas
( Stuif ) Poeder wordt met een lokmiddel gemengd en tot korrels geperst die het plaagdier niet kan weerstaan en opeet of, in het geval van mieren, meeneemt naar het nest, waardoor toekomstige generaties worden gedood.
Plakstroken
Helder gekleurde kaartjes ( de kleur is afhankelijk van het insect ) worden bestreken met een niet opdrogende lijm waarmee het insect gevangen wordt gehouden tot het sterft van uitputting.
Niet opdrogende lijm kan ook rond potten worden aangebracht om lapsnuitkevers, mieren en pissebedden af te schrikken.
Rookapparaten
Deze mogen in een afgesloten ruimte worden toegepast. Meestal wordt een brandbaar materiaal, zoals papier of karton, met het actieve bestanddeel geïmpregneerd, dat tijdens de verbranding in de lucht vrijkomt. Weer andere middelen verdampen en laten zo het actieve bestanddeel in de lucht vrijkomen.
Spuitmiddelen
Vloeibare spuitmiddelen worden vooral gebruikt ter bestrijding van plaagdieren en er zijn vele gebruiksklare producten, geconcentreerde vloeistoffen en in water oplosbare poeders ( in het geval van bacteriën ) verkrijgbaar. Met een plantenspuit kan het verdunde chemische middel in een fijne nevel worden aangebracht. Over de hele plant moet een dunne, egale laag komen te liggen.
Stuifpoeder
Een vast bestrijdingsmiddel wordt met een onschadelijke drager gemengd tot de juiste concentratie van het actieve bestanddeel.
Het wordt toegediend met een strooibus, waarmee je een poederlaag aanbrengt op de planten of bepaalde oppervlakken ( bij mierpoeders ). Helaas blijft deze laag vaak zichtbaar.
Lokaas
( Stuif ) Poeder wordt met een lokmiddel gemengd en tot korrels geperst die het plaagdier niet kan weerstaan en opeet of, in het geval van mieren, meeneemt naar het nest, waardoor toekomstige generaties worden gedood.
Plakstroken
Helder gekleurde kaartjes ( de kleur is afhankelijk van het insect ) worden bestreken met een niet opdrogende lijm waarmee het insect gevangen wordt gehouden tot het sterft van uitputting.
Niet opdrogende lijm kan ook rond potten worden aangebracht om lapsnuitkevers, mieren en pissebedden af te schrikken.
Rookapparaten
Deze mogen in een afgesloten ruimte worden toegepast. Meestal wordt een brandbaar materiaal, zoals papier of karton, met het actieve bestanddeel geïmpregneerd, dat tijdens de verbranding in de lucht vrijkomt. Weer andere middelen verdampen en laten zo het actieve bestanddeel in de lucht vrijkomen.
Spuitmiddelen
Vloeibare spuitmiddelen worden vooral gebruikt ter bestrijding van plaagdieren en er zijn vele gebruiksklare producten, geconcentreerde vloeistoffen en in water oplosbare poeders ( in het geval van bacteriën ) verkrijgbaar. Met een plantenspuit kan het verdunde chemische middel in een fijne nevel worden aangebracht. Over de hele plant moet een dunne, egale laag komen te liggen.
Stuifpoeder
Een vast bestrijdingsmiddel wordt met een onschadelijke drager gemengd tot de juiste concentratie van het actieve bestanddeel.
Het wordt toegediend met een strooibus, waarmee je een poederlaag aanbrengt op de planten of bepaalde oppervlakken ( bij mierpoeders ). Helaas blijft deze laag vaak zichtbaar.
Vloeibare Gietmiddelen
Deze lijken op spuitmiddelen en kunnen een vloeistof of een in water oplosbaar poeder zijn, maar het voornaamste verschil is dat ze in geconcentreerde vorm ( meestal op de grond of compost ) worden toegediend en niet onder druk staan. Aaltjes ( nematoden ) worden vaak in deze vorm toegediend.
Biologische Plaagdier- & Ziektebestrijding
Hoewel we biologische bestrijding graag als iets moderns zien, wordt deze methode in China al minstens 1700 jaar toegepast met mieren om ongedierte in citrusbomen te bestrijden.
Hoveniers legden zelfs bamboestokken in de bomen zodat de mieren van boom naar boom konden lopen zonder de grond te raken. Biologische bestrijding behelst het uitzetten en onder controle houden van de natuurlijke vijand van een bepaald plaagdier of een bepaalde ziekte om de populatie zodanig te reduceren dat ze niet langer een bedreiging vormt voor de plant. Indien correct uitgevoerd, zal deze methode weinig tot geen invloed op het milieu hebben en er worden geen voor de hovenier schadelijke stoffen geproduceerd. De middelen zijn geselecteerd om plaagdieren te bestrijden zonder het 'allesomvattende' effect dat de eerste chemische bestrijdingsmiddelen vaak hadden. Hoewel het gebruik en de populariteit van deze biopesticiden toenemen, maken ze wereldwijd nog maar twee procent uit van de plaagdier- en ziektebestrijding. Dit wordt voor een deel veroorzaakt doordat het aanbod van biologische bestrijdingsmiddelen nog vrij beperkt is.
Er zijn drie soorten biopesticiden :
- parasieten
- predatoren
- ziekteverwekkers
Deze lijken op spuitmiddelen en kunnen een vloeistof of een in water oplosbaar poeder zijn, maar het voornaamste verschil is dat ze in geconcentreerde vorm ( meestal op de grond of compost ) worden toegediend en niet onder druk staan. Aaltjes ( nematoden ) worden vaak in deze vorm toegediend.
Biologische Plaagdier- & Ziektebestrijding
Hoewel we biologische bestrijding graag als iets moderns zien, wordt deze methode in China al minstens 1700 jaar toegepast met mieren om ongedierte in citrusbomen te bestrijden.
Hoveniers legden zelfs bamboestokken in de bomen zodat de mieren van boom naar boom konden lopen zonder de grond te raken. Biologische bestrijding behelst het uitzetten en onder controle houden van de natuurlijke vijand van een bepaald plaagdier of een bepaalde ziekte om de populatie zodanig te reduceren dat ze niet langer een bedreiging vormt voor de plant. Indien correct uitgevoerd, zal deze methode weinig tot geen invloed op het milieu hebben en er worden geen voor de hovenier schadelijke stoffen geproduceerd. De middelen zijn geselecteerd om plaagdieren te bestrijden zonder het 'allesomvattende' effect dat de eerste chemische bestrijdingsmiddelen vaak hadden. Hoewel het gebruik en de populariteit van deze biopesticiden toenemen, maken ze wereldwijd nog maar twee procent uit van de plaagdier- en ziektebestrijding. Dit wordt voor een deel veroorzaakt doordat het aanbod van biologische bestrijdingsmiddelen nog vrij beperkt is.
Er zijn drie soorten biopesticiden :
- parasieten
- predatoren
- ziekteverwekkers
Parasieten
Een parasiet leeft van zijn gastheer ( het plaagdier ) om zijn levenscyclus te kunnen voltooien. De parasitaire wesp Encarsia formosa legt bijvoorbeeld haar eitjes in de jonge witte vlieg en zodra ze uitkomen, eten de larven zich een weg naar buiten, waarbij de witte vlieg wordt gedood. Parasiet Bestreden Plaagdier Anagrus atomus Kascicade Aphidius colemani Luis Dacnusa sibirica Mineervlieg Encarsia formosa Witte vlieg Metapohycus helvolus Schildluis Opius spp. Mineervlieg |
Predatoren
Een predator aast op zijn gastheer en voedt zich er gedurende één of meerdere fasen van zijn leven mee. De roofmijt ( Phytoseiulus persimilis ) eet bijvoorbeeld de eitjes en volwassen exemplaren van de kasspintmijt. Tegenwoordig zijn er roofmijten, vliegen en kevers verkrijgbaar om bepaalde plaagdieren te bestrijden. Predator Bestreden Plaagdier Amblyseius spp. Trips Aphidoletes spp. Luis Cryptolaemus montrouzieri Wolluis Delphastus spp. Witte vlieg Hypoaspis miles Varenrouwmug Phytoseiulus persimilis Spintmijt |
Ziekteverwekkers
Net als andere leefvormen zijn plaagdieren vatbaar voor aandoeningen en ziekten en deze kunnen door hoveniers worden gebruikt om het plaagdier te bestrijden. De bacterie Bacillus thuringiensis kan over de blaadjes van planten, zoals kool worden gespoten zodat rupsen die van de planten eten de eetlust onderdrukkende bacterie binnen krijgen en aan de hongersdood sterven. Andere bacteriën en virussen kunnen in een plaagdier worden ingebracht via aaltjes ( nematoden ). Zodra de aaltjes in aanraking komen met de gastheer die ze bela-gen, wordt het bilogische bestrijdingsmiddel op zijn lichaam overgebracht, dus hoewel er aaltjes bij betrokken zijn, wordt de gastheer gedood door de bacterie of het virus. Vaak vermenigvuldigen de aaltjes zich in het lijk en produceren geïnfecteerde jongen die op zoek gaan naar nieuwe, gezonde gastheren. |
Ziekteverwekker Bestreden Plaagdier
Heterorhabditis megidis Gegroefde Lapsnuitkever
Phasmarhabditis hermaphrodita Naaktslakken
Steinernema carpocapsae Koolvlieg, engerling, aardrups, emelt, gegroefde lapsnuitkever
Heterorhabditis megidis Gegroefde Lapsnuitkever
Phasmarhabditis hermaphrodita Naaktslakken
Steinernema carpocapsae Koolvlieg, engerling, aardrups, emelt, gegroefde lapsnuitkever
Verandering In Denkwijze
Een van de moeilijkste aspecten van biologische bestrijding is misschien wel het idee een bepaald plaagdier of bepaalde ziekte niet geheel te elimineren, omdat als het probleem eenmaal is opgelost, de remedie zal sterven aan voedseltekort of het onvermogen zijn levenscyclus te voltooien. Eigenlijk zou er altijd een kleine, constante plaagdierpopulatie aanwezig moeten zijn om een kleine groep van zijn natuurlijke vijand te onderhouden, zodat de bestrijding geleidelijk verloopt. Spuitmiddelen mogen wel worden gebruikt, maar meestal niet als het biologische bestrijdingsmiddel aanwezig is. Het is belangrijk om voor het uitzetten van een predator of parasiet niet te spuiten met moeilijk afbreekbare middelen. Gebruik derrispoeder ( rotenon ) tot twee weken voordat de insecten worden uitgezet, maar pyrethrum mag tot vier dagen van tevoren en insectendodende zeep tot een dag van tevoren worden gebruikt.
Geïntegreerde Gewasbescherming
De term 'geïntegreerde gewasbescherming', wordt gebruikt om een evenwichtige, allesomvattende plaagdier- en ziektebestrijding aan te duiden, in tegenstelling tot de 'brandblusbenadering' van individuele uitbraken. De methode omvat een combinatie van alle voor de hovenier beschikbare maatregelen om plaagdieren en ziekte te bestrijden en vereist een georganiseerde en gecoördineerde benadering van de tuin door middel van :
Een van de moeilijkste aspecten van biologische bestrijding is misschien wel het idee een bepaald plaagdier of bepaalde ziekte niet geheel te elimineren, omdat als het probleem eenmaal is opgelost, de remedie zal sterven aan voedseltekort of het onvermogen zijn levenscyclus te voltooien. Eigenlijk zou er altijd een kleine, constante plaagdierpopulatie aanwezig moeten zijn om een kleine groep van zijn natuurlijke vijand te onderhouden, zodat de bestrijding geleidelijk verloopt. Spuitmiddelen mogen wel worden gebruikt, maar meestal niet als het biologische bestrijdingsmiddel aanwezig is. Het is belangrijk om voor het uitzetten van een predator of parasiet niet te spuiten met moeilijk afbreekbare middelen. Gebruik derrispoeder ( rotenon ) tot twee weken voordat de insecten worden uitgezet, maar pyrethrum mag tot vier dagen van tevoren en insectendodende zeep tot een dag van tevoren worden gebruikt.
Geïntegreerde Gewasbescherming
De term 'geïntegreerde gewasbescherming', wordt gebruikt om een evenwichtige, allesomvattende plaagdier- en ziektebestrijding aan te duiden, in tegenstelling tot de 'brandblusbenadering' van individuele uitbraken. De methode omvat een combinatie van alle voor de hovenier beschikbare maatregelen om plaagdieren en ziekte te bestrijden en vereist een georganiseerde en gecoördineerde benadering van de tuin door middel van :
- cultuurtechnische maatregelen, zoals het kweken van resistente cultivars, het onderhouden van een
goede tuinhygiëne en het toepassen van combinatieteelt. - organische maatregelen, met bestrijdingsmiddelen op natuurlijke basis, vallen en hindernissen. - biologische bestrijdingsmiddelen, door het uitzetten van predatoren en parasieten - chemische bestrijdingsmiddelen, zoals anorganische systemische of contactpesticiden, maar alleen in uiterste nood. |
Bij planten die vaak worden aangetast, moeten planten worden uitgezet en leefomgevingen worden gecreëerd om nuttige plaagdier etende insecten zoals gaasvliegen, lieveheersbeestjes en kortschildkevers aan te trekken en van een schuilplaats te voorzien. Breng een mulchlaag aan en zorg voor een goede bewatering, omdat planten die onder droogte lijden vatbaarder zijn voor bepaalde ziekten, zoals echte meeldauw. Door te snoeien wordt de luchtcirculatie verbeterd en kan het zonlicht beter doordringen, wat de kans op ziekte reduceert. Snoei op het juiste moment om problemen te voorkomen. Kersen- en pruimenbomen en andere leden van het Prunus-geslacht moeten in de zomer worden gesnoeid om infectie met bijvoorbeeld loodglans te voorkomen. Verwijder en verbrand dood en ziek materiaal, dode planten en snoeiafval om het aantal plaagdieren en ziekten te verkleinen. Pas wisselteelt toe om aantasting door een bepaald plaagdier of bepaalde ziekte te voorkomen.
Kies zo mogelijk cultivars met een goede plaagdier- en ziekteresistentie, de wortel 'Fly Away' toont bijvoorbeeld enige resistentie tegen de wortelvlieg en neemt cultivars die geschikt zijn voor bepaalde groeiomstandigheden. Als u tuiniert in een gebied waar veel regen valt, koop dan appel- en perenbomen met enige resistentie tegen schuft, zoals de peer 'Louise Bonne of Jersey'. Kies in drogere gebieden voor cultivars die resistent zijn tegen meeldauw, zoals de moesappel 'Merdian'. De peer 'Conference' is zeer geschikt voor koelere streken. Gebruik hindernissen en vallen om de insectenactiviteit in de tuin in de gaten te houden, zoals u alleen hoeft te spuiten als dat nodig is.
Kies zo mogelijk cultivars met een goede plaagdier- en ziekteresistentie, de wortel 'Fly Away' toont bijvoorbeeld enige resistentie tegen de wortelvlieg en neemt cultivars die geschikt zijn voor bepaalde groeiomstandigheden. Als u tuiniert in een gebied waar veel regen valt, koop dan appel- en perenbomen met enige resistentie tegen schuft, zoals de peer 'Louise Bonne of Jersey'. Kies in drogere gebieden voor cultivars die resistent zijn tegen meeldauw, zoals de moesappel 'Merdian'. De peer 'Conference' is zeer geschikt voor koelere streken. Gebruik hindernissen en vallen om de insectenactiviteit in de tuin in de gaten te houden, zoals u alleen hoeft te spuiten als dat nodig is.
Combinatieteelt
Combineer bepaalde planten om te proberen plaagdieren en ziekten af te weren voordat ze een probleem worden.
Dergelijke planten vervullen verschillende functies :
- ze zijn waardplant voor bepaalde plaagdieren en ziekten, die ze vervolgens weglokken van de oogstgewassen.
- ze schrikken af en verdrijven de plaagdieren en ziekten uit bepaalde gebieden of van planten.
Oogstgewas Combinatiegewas
Aardappels Oost Indische Kers, Afrikaantje
Aardbeien Komkommerkruid, Uien
Appels Muurbloem
Frambozen Afrikaantjes
Kool Bieten, Snijbiet
Rozen Bieslook, Knoflook
Sla Radijs, Wortels
Tomaten Basilicum, Wortels
Tuinbonen Bleekselderij, Wortels
Zonnebloemen Komkommer, Suikermaïs
De Tien Meest Voorkomende Soorten Plaagdieren
Met de tien meest voorkomende soorten plaagdieren bedoelen we eigenlijk de tien soorten die zich het best aanpassen aan hun leefomstandigheden.
Dit zijn meestal de soorten die aan één of meerdere van de volgende punten voldoen :
- ze komen vaak voor in de tuin
- ze tasten veel verschillende plantensoorten aan
- ze veroorzaken de meeste schade
- ze zijn het moeilijkst te bestrijden
Meestal zijn ze in staat zich aan een brede en gevarieerde reeks omgevingsomstandigheden aan te passen en ze kunnen minstens een deel van het jaar zowel binnenshuis, in de serre of kas, als buitenshuis worden aangetroffen. Een voorbeeld hiervan is de zwarte bonenluis ( Aphis fabae ), die als piepklein zwart insect goed opvalt en vaak in grote aantallen aan de toppen van jonge scheuten zit. Het is een veel voorkomend plaagdier dat zich snel kan vermenigvuldigen. Er is berekend dat onder perfecte omstandigheden, zonder de aanwezigheid van predatoren, uit één vrouwtje in drie maanden tijd een populatie van 2.000.000.000.000.000 luizen kan ontstaan. Het is maar goed dat deze luis een groot aantal roofvijanden heeft en dat elke generatie vaak een vrij hoog sterftecijfer kent, anders zouden we jaarlijks geteisterd worden door plagen van epidemische omvang.
Bij het probleem van plaagdieren draait het om oplettendheid en timing. De moeilijkheid is dat het begin van een aantasting gemakkelijk onopgemerkt kan blijven. Tegen de tijd dat de plant tekenen van malaise begint te vertonen, kan de plaag zich al hebben gevestigd en het plaagdier in grote aantale aanwezig zijn. Het kennen van uw planten is een waardevolle hulp bij het vroegtijdig onder-kennen van het probleem, zodat u snel symptomen, zoals bladverkleuring, bloemknopvervorming of verwelking ( als de watertoevoer goed was ) herkent. Let buitenshuis op aanwijzingen als mieren die over plantenstengels lopen. Omdat ze vaak gebruik maken van de afscheiding van andere insecten, kan het zijn dat ze gewoon gebruikmaken van de situatie en niet een probleem op zich vormen.
Andere plaagdieren, zoals de larve van de gegroefde lapsnuitkever, houden zich verscholen tussen de plantenwortels, dus kan hun aanwezigheid onopgemerkt blijven tot de plant het echt moeilijk heeft. Potten zijn voor deze plaagdieren bijzonder aantrekkelijk, omdat ze eenvoudiger toegang en een iets drogere omgeving dan bordergrond verschaffen ( de diertjes kunnen gemakkelijker door de vaak in de potten aanwezige leemloze compost graven ). Het kan behoorlijk verontrustend zijn om een plant uit zijn pot te halen en te ontdekken dat het vrijwel geen wortels meer heeft.
Voordat je actie onderneemt is het belangrijk het plaagdier te identificeren. Veel insecten zijn onschadelijk en zelfs nuttig voor jouw planten en het zou verkeerd zijn ze te vernietigen. Deze 'goede' insecten eten vaak kleinere plaagdieren en helpen die te bestrijden. Probeer ze van dichtbij te bekijken om er zeker van te zijn dat je echt met ongedierte te maken heeft !
Combineer bepaalde planten om te proberen plaagdieren en ziekten af te weren voordat ze een probleem worden.
Dergelijke planten vervullen verschillende functies :
- ze zijn waardplant voor bepaalde plaagdieren en ziekten, die ze vervolgens weglokken van de oogstgewassen.
- ze schrikken af en verdrijven de plaagdieren en ziekten uit bepaalde gebieden of van planten.
Oogstgewas Combinatiegewas
Aardappels Oost Indische Kers, Afrikaantje
Aardbeien Komkommerkruid, Uien
Appels Muurbloem
Frambozen Afrikaantjes
Kool Bieten, Snijbiet
Rozen Bieslook, Knoflook
Sla Radijs, Wortels
Tomaten Basilicum, Wortels
Tuinbonen Bleekselderij, Wortels
Zonnebloemen Komkommer, Suikermaïs
De Tien Meest Voorkomende Soorten Plaagdieren
Met de tien meest voorkomende soorten plaagdieren bedoelen we eigenlijk de tien soorten die zich het best aanpassen aan hun leefomstandigheden.
Dit zijn meestal de soorten die aan één of meerdere van de volgende punten voldoen :
- ze komen vaak voor in de tuin
- ze tasten veel verschillende plantensoorten aan
- ze veroorzaken de meeste schade
- ze zijn het moeilijkst te bestrijden
Meestal zijn ze in staat zich aan een brede en gevarieerde reeks omgevingsomstandigheden aan te passen en ze kunnen minstens een deel van het jaar zowel binnenshuis, in de serre of kas, als buitenshuis worden aangetroffen. Een voorbeeld hiervan is de zwarte bonenluis ( Aphis fabae ), die als piepklein zwart insect goed opvalt en vaak in grote aantallen aan de toppen van jonge scheuten zit. Het is een veel voorkomend plaagdier dat zich snel kan vermenigvuldigen. Er is berekend dat onder perfecte omstandigheden, zonder de aanwezigheid van predatoren, uit één vrouwtje in drie maanden tijd een populatie van 2.000.000.000.000.000 luizen kan ontstaan. Het is maar goed dat deze luis een groot aantal roofvijanden heeft en dat elke generatie vaak een vrij hoog sterftecijfer kent, anders zouden we jaarlijks geteisterd worden door plagen van epidemische omvang.
Bij het probleem van plaagdieren draait het om oplettendheid en timing. De moeilijkheid is dat het begin van een aantasting gemakkelijk onopgemerkt kan blijven. Tegen de tijd dat de plant tekenen van malaise begint te vertonen, kan de plaag zich al hebben gevestigd en het plaagdier in grote aantale aanwezig zijn. Het kennen van uw planten is een waardevolle hulp bij het vroegtijdig onder-kennen van het probleem, zodat u snel symptomen, zoals bladverkleuring, bloemknopvervorming of verwelking ( als de watertoevoer goed was ) herkent. Let buitenshuis op aanwijzingen als mieren die over plantenstengels lopen. Omdat ze vaak gebruik maken van de afscheiding van andere insecten, kan het zijn dat ze gewoon gebruikmaken van de situatie en niet een probleem op zich vormen.
Andere plaagdieren, zoals de larve van de gegroefde lapsnuitkever, houden zich verscholen tussen de plantenwortels, dus kan hun aanwezigheid onopgemerkt blijven tot de plant het echt moeilijk heeft. Potten zijn voor deze plaagdieren bijzonder aantrekkelijk, omdat ze eenvoudiger toegang en een iets drogere omgeving dan bordergrond verschaffen ( de diertjes kunnen gemakkelijker door de vaak in de potten aanwezige leemloze compost graven ). Het kan behoorlijk verontrustend zijn om een plant uit zijn pot te halen en te ontdekken dat het vrijwel geen wortels meer heeft.
Voordat je actie onderneemt is het belangrijk het plaagdier te identificeren. Veel insecten zijn onschadelijk en zelfs nuttig voor jouw planten en het zou verkeerd zijn ze te vernietigen. Deze 'goede' insecten eten vaak kleinere plaagdieren en helpen die te bestrijden. Probeer ze van dichtbij te bekijken om er zeker van te zijn dat je echt met ongedierte te maken heeft !
Aaltjes
Deze microscopisch kleine, wormachtige wezens, correct genaamd 'nematoden', zijn vaak minder dan 1 mm lang. Vele spelen een waardevolle rol in de afbraak van organisch bodemmateriaal, maar sommige zijn zeer schadelijk. Ze kunnen de oorzaak zijn van slechte plantengroei, blad- en stengelver-vorming, een dramatische afname van bloem- en vruchtzetting en, uiteindelijk, de dood van de aangetaste plant. Sommige leven in de stengels, bladeren of, in bepaalde gevallen, bollen van hun waardplant. Andere leven in de bodem, maar vreten de wortels aan. Naast de directe schade die ze de waardplanten toebrengen, zijn sommige aaltjes in staat virussen over te brengen van geïnfecteerde op gezonde planten, dat doen ze als ze het sap van hun waardplant opzuigen. Enkele van de in de bodem levende aaltjes, de vrijlevende aaltjes ( Xiphinema spp. ), kunnen als eitjes vele jaren in de bodem overleven en komen pas uit als een geschikte waardplant in de buurt staat. |
Deze aaltjes vreten de wortels van de plant aan, maar dringen de plant niet binnen. Het stengelaaltje ( Ditylenchus dipsaci ) en wortelknobbelaaltje ( Meloidogyne spp. ) leven van aardbeien, narcissen, uien, floxen en diverse andere planten ( er zijn meer dan 800 waardplanten bekend ), terwijl het chrysantenbladaaltje ( Aphelenchoides rizemabosi ) en het aardappelcyste-aaltje
( Globodera rostochiensis en G. pallida ) vaker waardplantspecifiek zijn. Alle exemplaren vereisen vochtige omstandigheden, aangezien ze zich over een vochtlaagje door de bodem of over bladeren en stengels bewegen.
( Globodera rostochiensis en G. pallida ) vaker waardplantspecifiek zijn. Alle exemplaren vereisen vochtige omstandigheden, aangezien ze zich over een vochtlaagje door de bodem of over bladeren en stengels bewegen.
Kevers
Kevers en torren, enkele van de meest voorkomende insecten in de tuin, worden gekenmerkt door hun harde exoskelet dat vaak op een stevig, glanzend schild lijkt. Ze variëren in grootte van 1 mm tot 3 cm en in kleur. Hoewel de meeste zwart, grijs of bruin zijn, zijn andere, zoals het Lieveheersbeestje en het Leliehaantje ( Lioceris lilli ), helder gekleurd. Kevers vreten allerlei planten aan. Sommige, zoals de gegroefde lapsnuit-kever ( Otiorhynchus sulcatus ) hebben verscheidene waardplanten, terwijl andere, zoals de aspergekever ( Crioceris asparagi ) waardplant specifiek zijn. Een aantal kevers leeft van bepaalde plantendelen en het grote aantal kevers dat fruit aantast en beschadigt, is vernoemd naar hun waardplant, zoals de frambozenkever ( Byturus tomentosus ) en de appelbloesemkever ( Anthonomus pomorum ). |
Sommige verkiezen groenten, de galboorsnuitkever ( Ceutorhynchus pleurostigma ), bijvoorbeeld, vaak met verwoestend effect, zoals in het geval van de grote iepenspintkever ( Scolytus
spp. ) die voordat ze haar eitjes legt op iepen leeft en onwillekeurig de iepziekteschimmel ( Ophiotoma ulmi ) verspreidt, die fataal is voor de bomen. Niet alle kevers zijn schadelijk. Sommige zijn nuttig als roofinsect, lieveheersbeestjes eten luizen ( maar niet allemaal, aangezien sommige luizen giftig zijn ) en loopkevers eten allerlei plaagdieren, in het bijzonder de koolvlieg.
spp. ) die voordat ze haar eitjes legt op iepen leeft en onwillekeurig de iepziekteschimmel ( Ophiotoma ulmi ) verspreidt, die fataal is voor de bomen. Niet alle kevers zijn schadelijk. Sommige zijn nuttig als roofinsect, lieveheersbeestjes eten luizen ( maar niet allemaal, aangezien sommige luizen giftig zijn ) en loopkevers eten allerlei plaagdieren, in het bijzonder de koolvlieg.
Luizen
Van deze sap zuigende insecten zijn veel soorten en weinig planten schijnen immuun voor ze te zijn. Luizen variëren in kleur van groen tot geel, roze, zwart, grijswit of bruin. Meestal zijn ze 2 - 5 mm lang, maar dit is afhankelijk van de plant waarop ze leven. Jonge luizen ( nimfen ) vervellen tijdens hun groei enkele keren en de afgeworpen doorzichtige of wittige huiden hopen zich op de bovenkant van de bladeren op, terwijl de insecten meestal aan de onderkant van het loof zitten. |
Sommige luizen leven op specifieke planten en zijn daar voor wat hun levenscyclus betreft sterk van afhankelijk, de erwtenbladluis ( Acyrthosiphon pisum ) leeft en overwintert bijvoorbeeld op erwten en hun familieleden. Andere, zoals de rozenwortelluis ( Maculolachnus submacula ), leven slechts op bepaalde delen van een plant. Over het algemeen groeien aangetaste planten slecht en hebben ze in wisselende mate last van vervormde of onvolledig ontwikkelde bladeren en scheuten, vooral de tere toppen, waar de luis zich gemakkelijk door heen kan knagen. De bovenkant van het blad kan kleverig worden van de door de luizen uitgescheiden honingdauw en daarop ontstaat vaak roetdauw. Een grotere bedreiging voor de gezondheid van de plant is de mogelijke verspreiding van virusziekten via het monddeel van de insecten, als ze voor hun voedsel van plant tot plant gaan. Alle luizen kunnen zich met fenomenale snelheid vermenigvul-digen, vooral als er voldoende voedsel voorhanden is en ze met rust worden gelaten door mensen en natuurlijke roofvijanden.
Mieren
Diverse mierensoorten kunnen problemen veroorzaken in de tuin, direct of indirect, hoewel ze meestal eerder lastig zijn dan een gevaar kunnen vormen voor planten. De drie belangrijkste soorten zijn de Zwarte Wegmier ( Lasius niger ), de Rode mier ( Myrnica spp. ) en de Gele Weidemier ( Lasius flavus ). Deze insecten leven in nesten, kolonies van variërende grootte, die enkele jaren, meestal zo lang als de mierenkoningin leeft, in stand blijven. Vaak is het plotselinge verwelken van planten de eerste aanwijzing dat er mieren in de tuin aanwezig zijn; dit wordt veroorzaakt doordat de mieren hun nesten onder die planten graven. Omdat ze grond of compost weghalen, drogen de plantenwortels uit, wat vooral op lichte, zanderige grond een probleem vormt. |
Mieren worden vaak aangetroffen op planten die worden geteisterd door luizen, wolluizen of schild-, omdat ze de door deze insecten uitgescheiden honingdauw verzamelen om hun larven te voeden. De luizen verzwakken de plant nog verder en de mieren beschermen de luizen tegen roofinsecten, wat de zaak nog verergert, omdat de luizenpopulatie dan sneller groeit da gewoon.
Een andere belangrijke oorzaak voor irritatie bij tuiniers zijn de zandhoopjes in het gazon boven de plaats waar de mierennesten worden gebouwd. Hoewel het gras er weinig onder schijnt te lijden, kan de aarde de bewegende delen van de grasmachine beschadigen en slijtage veroorzaken, en als de bergjes niet worden weggeveegd, vormen ze bij nat weer 'kapjes', waardoor het gras niet groeit. De belangrijkste nesten bevinden zich vaak onder de tegels van paden en terrassen, wat het moeilijk maakt de mieren te doden.
Een andere belangrijke oorzaak voor irritatie bij tuiniers zijn de zandhoopjes in het gazon boven de plaats waar de mierennesten worden gebouwd. Hoewel het gras er weinig onder schijnt te lijden, kan de aarde de bewegende delen van de grasmachine beschadigen en slijtage veroorzaken, en als de bergjes niet worden weggeveegd, vormen ze bij nat weer 'kapjes', waardoor het gras niet groeit. De belangrijkste nesten bevinden zich vaak onder de tegels van paden en terrassen, wat het moeilijk maakt de mieren te doden.
Mijten
Mijten hebben acht in plaats van zes pootjes en zijn dan ook familie van de spin, en hoewel sommige soorten ongedierte zijn, zijn veel mijten nuttig voor de tuinier. Ze eten rottend tuinafval en andere mijten en insecten. Sommige mijten worden zelfs gebruikt als biologisch bestrijdingsmiddel tegen plaagdieren. Mijten zijn minder dan 1 mm lang en leven in grote groepen. Ze leven van allerlei planten die zowel binnens- als buitenshuis groeien, zoals fruitbomen en -heesters, bollen en sierplanten in kassen en serres, waar de tot de spintmijten behorende insecten een bijzonder probleem vormen. De Fruitspintmijt ( Panonychus ulmi ), de Kasspintmijt ( Tetranychus urticae ) en de Bryobia-mijten kunnen aanzienlijke schade aanrichten. Ze zuigen sap op uit hun waardplanten, waardoor kleine, bleke vlekjes op het loof ontstaan. |
In ernstige aangetaste planten hangen soms zijdeachtige webben. Tarsonemide mijten vreten scheuttoppen, bloemknoppen en jong loof aan en zorgen daardoor voor een slechte en vervormde plantengroei. Galmijten, zoals de Bessenrondkopmijt en heksenbezemgalmijt, zuigen niet alleen plantensap maar scheiden ook chemische stoffen af waardoor op de plant vervormde gezwellen ontstaan waarin zich vaak de mijten bevinden. De meeste mijten verkiezen warme, droge omstandigheden en ze kunnen zich snel vermenigvuldigen. Sommige kunnen tijdens het eten virussen verdragen van geïnfecteerde op gezonde planten.
Zie Verder Gewasbescherming 2
Zie Verder Gewasbescherming 2