Menu
EDELHERT
Edelhert
Het edelhert ( Cervus elaphus ) en een evenhoevig zoogdier uit de familie der hertachtigen. De wetenschappelijke naam van de soort werd in 1758 gepubliceerd door Carl Linnaeus. Het edelhert komt voor in West Europa, in Centraal Europa, in Groot Brittannië, op het Iberisch Schiereiland en in het zuiden van Scandinavië. In Europa is het edelhert het op één na grootste hert, alleen de Eland ( Alces alces ) is groter.
Het edelhert ( Cervus elaphus ) en een evenhoevig zoogdier uit de familie der hertachtigen. De wetenschappelijke naam van de soort werd in 1758 gepubliceerd door Carl Linnaeus. Het edelhert komt voor in West Europa, in Centraal Europa, in Groot Brittannië, op het Iberisch Schiereiland en in het zuiden van Scandinavië. In Europa is het edelhert het op één na grootste hert, alleen de Eland ( Alces alces ) is groter.
Taxonomische Indeling
Familie : Geslacht : Klasse : Orde : Rijk : Stam : |
Cervidae ( hertachtigen ) Cervus Mammalia ( zoogdieren ) Artiodactyla ( evenhoevigen ) Animalia ( dieren ) Chordata ( chordadieren ) |
Het Edelhert komt in Nederland voor op de Veluwe, in de Oostvaardersplassen, in de Weerterbos en in Het Groene Woud tussen Tilburg, Eindhoven en Den Bosch. In het wild levende edelherten zijn in België relatief zeldzaam. In Vlaan-deren komen ze voor in de regio Voeren, op het Kempens Plateau en in het Belgisch Nederlandse Grenspark Kempen Broek. In Walonië is hun verspreiding beperkt tot het zuide- en westelijke deel van de Ardennen.
|
Uiterlijk
In de zomer zijn de dieren roodbruin van kleur, in de winter grijsbruin. De buikzijde is wit en het staartstuk is roomkleurig. De rui begint eerst bij de kop, de poten en het voorlijf. In september begint de zomervacht plaats te maken voor de wintervacht, in december is deze volledig vervangen. De zomervacht komt weer terug in mei en is in juli of augustus compleet. Het gemiddelde lichaamsgrootte van een edelherten populatie wordt beïnvloed door meerdere factoren. Edelherten uit bosgebieden zijn kleiner dan die uit meer open gebieden, en de lichaamsgrootte neemt toe van het westen naar het oosten. Ook zijn mannetjes groter dan de vrouwtjes. De kop-romplengte ligt tussen de 165 en de 260 cm, de schofthoogte tussen de 114 en 140 cm. De staart is, zonder het haar meegerekend, tussen de 12 en 15 cm lang, met haar ongeveer 20 cm. Mannetjes worden tot 255 kg zwaar en vrouwtjes tot 150 kg.
In de zomer zijn de dieren roodbruin van kleur, in de winter grijsbruin. De buikzijde is wit en het staartstuk is roomkleurig. De rui begint eerst bij de kop, de poten en het voorlijf. In september begint de zomervacht plaats te maken voor de wintervacht, in december is deze volledig vervangen. De zomervacht komt weer terug in mei en is in juli of augustus compleet. Het gemiddelde lichaamsgrootte van een edelherten populatie wordt beïnvloed door meerdere factoren. Edelherten uit bosgebieden zijn kleiner dan die uit meer open gebieden, en de lichaamsgrootte neemt toe van het westen naar het oosten. Ook zijn mannetjes groter dan de vrouwtjes. De kop-romplengte ligt tussen de 165 en de 260 cm, de schofthoogte tussen de 114 en 140 cm. De staart is, zonder het haar meegerekend, tussen de 12 en 15 cm lang, met haar ongeveer 20 cm. Mannetjes worden tot 255 kg zwaar en vrouwtjes tot 150 kg.
Gewei
Enkel het mannetje draagt een gewei dat gemiddeld zo'n 70 cm lang is, maar kan uitgroeien tot meer dan 90 cm Het gewicht kan variëren van 4 tot 10 kg. Aan het gewei kan men enigszins de leeftijd aflezen. Een jonge edelhert heeft gewoonlijk een kleiner gewei met weinig vertakkingen, maar een hert in zijn laatste levensfase zal ook weer een kleiner gewei met minder takken krijgen. Een gezond dier heeft een forser en zwaarder gewei, maar niet perse meer enden dan een ziekelijk dier. Er is duidelijk verband tussen de kwaliteit van het leefgebied en de grootte van de hertengeweien. In de 17e eeuw waren de geweien fors, en vanaf de Renaissance zijn in Duitsland geweien met vierentwintig en meer enden gecon-serveerd, één daarvan weegt bijna 20 kg. Er bestaat zelfs een 66-ender, maar dit is een curiosum, waarmee iets mis is ! |
Vanaf de 17 eeuw eisten bevolkingsdruk, jacht en aanplant van naaldbomen hun tol. Na eeuwenlange verschraling kregen de Veluwse edelherten na de Tweede Wereldoorlog weer forse geweien. Door aanleg van loofbos en wildakkers en het bevorderen van ondergroei verbeterden toen hun leefomstandigheden weer. Het gewei wordt elk jaar afgeworpen onder invloed van geslachtshormo-nen. Oudere herten doen dat gedurende de laatste wintermaanden, jonge dieren meestal in maart of april. Daarna begint meteen het nieuwe gewei te groeien dat gemiddeld in juli is volgroeid. In augustus begint de basthuid te jeuken en verwijderen de mannetjes die door het gewei langs takken en boomstammen te schuren. In de nazomer ziet de wandelaar dan ook lappen huid aan de takken hangen.
Verspreiding & Ondersoorten
Doordat ondersoorten zich verplaatsen naar gebieden waar van nature andere ondersoorten voorkomen, is de genetische diversiteit van het edelhert sterk aangetast. Ook is er veel genetische vervuiling opgetreden door kruising van ondersoorten onderling en de verwante soorten Wapiti ( Cervus canadensis ) en Sikahert ( Cervus nippon ). Populaties van ondersoorten die zuiver zijn gebleven worden hieronder beschreven : |
Zweeds Edelhert
Noord Edelhert |
Cervus elaphus elaphus. Zuivere populaties komen alleen nog voor in Skane in het zuiden van Zweden. In alle andere populaties van de nominaatondersoort die van nature voorkomt in Zuid Scandinavië en Centraal Europa is genetisch materiaal gekruist van Oost Europese Edelherten en Wapiti's.
Cervus elaphus atlanticus. Alle edelherten in Noorwegen zijn nog genetisch zuiver, met uitzondering van een geïsoleerde populatie op het eiland Otterøy. |
Schots Edelhert
Iberisch Edelhert M. Europese Edelhert |
Cervus elaphus scoticus. De enige genetisch zuivere Schotse edelherten komen voor in het gebergte in de regio Otago in Nieuw Zeeland. Deze werden hier door Schotse kolonisten geïntroduceerd in 1871, met individuen uit het Invermark Forest, lang voordat er genetisch materiaal van andere ondersoorten werd ingekruist in de populatie in Schotland.
Cervus elaphus hispanicus. Komt voor op het Iberisch Schiereiland. De populatie in het Nationaal Park Doñana is met zekerheid genetisch zuiver, maar er zijn naar alle waarschijnlijkheid nog meer zuivere populaties over. Cervus elaphus hippelaphus De populatie in de Vogezen vertegenwoordigt de enige overgebleven genetisch zuivere Midden Europese edelherten. Op de lange termijn kian contact met de gehybridiseerde populatie in Duitsland niet worden uitgesloten. Tot nu toe zijn er alleen dieren uit de Vogezen naar Duitsland getrokken en niet andersom. |
Een populatie edelherten in het Italiaanse natuurreservaat Gran Bosco della Mesola is naar alle waarschijnlijk-heid de enige populatie edelherten in Italië die gevrijwaard is gebleven van hybridisatie. Onderzoek door Zachos et al ( 2014 ) heeft uitgewezen dat de edelherten uit Mesola taxonomisch onderscheiden moeten worden als aparte ondersoort, onder de wetenschappelijke naam : Cervus elaphus italicus.
De taxonomie van het geslacht Cervus is zeer complex. Volgens Groves & Grubb ( 2011 ) behoort de naam Cervus elaphus alleen toe aan de edelherten in West Europa, Centraal Europa, Zuid Scandinavië, Groot Brit-tannië, Italië en het Iberisch Schiereiland. Hierin worden de overige ondersoorten binnen de westelijke clade, in andere taxonomische systemen als ondersoort beschouwd, gesplitst tot aparte soorten. Als de taxonomische indeling wordt gebruikt waarbij alleen edelhert en wapiti van elkaar gescheiden worden, naar voorbeeld van de IUCN, omvat het edelhert naast de bovengenoemde ondersoorten ook de volgende ondersoorten : |
Cervus elaphus barbarus
Cervus elaphus corsicanus Cervus elaphus pannoniensis Cervus elaphus maral Cervus elaphus bactrianus Cervus elaphus yarkandensis |
Atlashert
Corsicaans Edelhert Oost Europees Edelhert Kaukasushert Afghaans Edelhert of Bocharahert Jarkandhert |
Biotoop
Edelherten zijn zeer tolerant ten aanzien van verschillende biotopen en komen in een grote diversiteit aan gebieden voor. Zowel drogere loofbossen en heidevelden, als zeer vochtige milieus als venen en moerassen worden bewoond. In hooglanden en in berggebieden begeven de dieren zich zomers tot boven de boomgrens. 's Winters leven ze meer in het dal. Het Edel-hert lijkt een voorkeur te hebben voor de randen van bosgebieden die grenzen aan de uiter-waarden van rivieren en beken. Daar geeft het bos bescherming, de uiterwaarden voedsel en de rivier water. In Europa is hun aantal groeiende, met grote populaties in onder andere Duitsland en Spanje. |
Voedsel
Edelherten eten plantaardig voedsel : het zijn herbivoren. Ze voeden zich met gras, zegge, bies, heide, boomschors, knollen, wortels, vruchten, zaden, knoppen, scheuten en loof van bomen en heesters, zoals wilg, spar en hulst en landbouwgewassen. In bosrijke gebieden is het percentage schors, knoppen, zaden en scheuten groter dan in de meer open gebieden. Grassen en kruiden vormen overal de hoofdmoot. Leefwijze Edelherten zijn de hele dag door actief, maar in gebieden met veel menselijke activiteit laten ze zich vooral vroeg in de ochtend en laat in de avond zien. 's Ochtends trekken ze meestal naar de graslanden om daar te kunnen grazen. In de zomer en in de winter vormen de herten roedels. De vrouwelijke herten ( hinde ) en onvolwassen dieren van beide geslachten vormen aparte roedels. |
Hinderoedels worden meestal geleid door een dominant vrouwtje. De volwassen mannelijke dieren vormen afzonderlijke, van de hinden ruimtelijk gescheiden roedels, die vaak minder gestructureerd zijn en meer wisselende samenstellingen kunnen hebben. In de aanloop naar de paartijd ( bronst ) vallen de mannelijke roedels volledig uiteen en zoeken de mannetjes ( bok ) de roedels met hinden op. Minder sterke herten kunnen zich ( nog ) niet laten gelden ten opzichte van hun krachtiger en meer ervaren rivalen en leiden vaak een zwervend bestaan. De bronsttijd valt voornamelijk in de tweede helft van september tot begin oktober. Soms komen er paringen in november voor, maar die zijn in Neder-land zeldzaam. In deze periode zijn de mannelijke edelherten zeer actief om zich voort te planten. Luid burlend houden ze concurrenten op de hoogte van hun aanwezigheid en hun motieven. Hoe sterker en gezonder het mannetje, hoe vaker hij zal burlen. De sterksten claimen een zo groot mogelijk roedel vrouwelijke dieren.
Na de bronst zijn de actiefste mannelijke dieren vaak uitgeput. Niet alleen vanwege de forse inspanningen, maar ook omdat ze gedurende deze periode, die een maand kan duren, nagenoeg geen voedsel tot zich nemen. Hun lichaamsgewicht kan dan wel met 30 % zijn afgenomen. Wel drinken de dieren tijdens de bronst veel. De periode direct na de bronst is daardoor van nature een kwetsbare fase in het bestaan van een edelhert. In sommige natuurgebieden blijkt dat roofdieren als wolven en zelfs bruine beren, zich specialiseren in het doden van deze overver-moeide edelherten. De dieren hebben zich echter dan al kunnen voortplanten. Eind mei, begin juni, na een draagtijd van 225 t/m 245 dagen, wordt één kalf geboren. Tweelingen zijn zeldzaam. Hinden die een kalf werpen ( zetten ), zonderen zich rond zeven tot veertien dagen van het roedel af om zich daar later weer bij te voegen.
|
Het kalf heeft bij de geboorte een gevlekte vacht. Deze dient ter camouflage. De eerste twee weken zal de moeder haar kalf vaak alleen laten, om enkel terug te keren om het jong te zogen. Gedurende deze tijd drukt het jong zich tegen de grond, verscholen in hoog gras of tussen het struikgewas. Bij de meeste dieren zullen de vlekken na twee maanden verdwijnen, maar sommige edelherten zijn zelfs nog gevlekt als ze volwassen zijn. Het jong wordt zo'n zes tot tien maanden gezoogd. Eénjarige kalveren worden soms ook nog gezoogd, maar alleen indien de moeder niet drachtig is. Binnen het roedel vormen zich soms crèches van meerdere jongen, die vaak met elkaar spelen.
Mannetjes zijn na één tot drie jaar geslachtsrijp, vrouwtjes na één of twee jaar, voor beiden afhankelijk van de kwaliteit van het leefgebied. Jonge bokken zullen vaak hun geboortegebied verlaten, zodra ze zelfstandig zijn, maar hinden blijven meestal trouw aan hun geboorteplek, de woongebieden van hinden overlappen meestal met dat van hun moeder. Als edelherten ongeveer zeven jaar oud zijn, zijn ze volgroeid. Edelherten kunnen maximaal vijfentwintig jaar oud worden, maar slechts weinig dieren zullen ouder worden dan vijftien jaar. Het sterftecijfer is het grootst onder kalfjes van acht tot elf maanden.
Het Edelhert In Nederland
In Nederland komt het edelhert voor in twee gebieden : op de Veluwe en in de Oostvaardersplassen. Van nature komt het edelhert in Nederland in alle habitats voor : de duinen, het rivierengebied, op de hogere gronden in de bossen en zelfs in de moerassen en de venen, waarmee Nederland oorspronkelijk voor bijna tweederde bedekt was en die nu vrijwel geheel verdwenen zijn.
Mannetjes zijn na één tot drie jaar geslachtsrijp, vrouwtjes na één of twee jaar, voor beiden afhankelijk van de kwaliteit van het leefgebied. Jonge bokken zullen vaak hun geboortegebied verlaten, zodra ze zelfstandig zijn, maar hinden blijven meestal trouw aan hun geboorteplek, de woongebieden van hinden overlappen meestal met dat van hun moeder. Als edelherten ongeveer zeven jaar oud zijn, zijn ze volgroeid. Edelherten kunnen maximaal vijfentwintig jaar oud worden, maar slechts weinig dieren zullen ouder worden dan vijftien jaar. Het sterftecijfer is het grootst onder kalfjes van acht tot elf maanden.
Het Edelhert In Nederland
In Nederland komt het edelhert voor in twee gebieden : op de Veluwe en in de Oostvaardersplassen. Van nature komt het edelhert in Nederland in alle habitats voor : de duinen, het rivierengebied, op de hogere gronden in de bossen en zelfs in de moerassen en de venen, waarmee Nederland oorspronkelijk voor bijna tweederde bedekt was en die nu vrijwel geheel verdwenen zijn.
Doordat het edelhert vooral op de Veluwe in de bossen gezien wordt, denken veel mensen ten onrechte dat het bosdieren zijn. De bosranden gebruikt het edelhert wel om zich in te verschuilen, maar in de dichte bossen zit het gewei teveel in de weg, vooral in de bronsttijd als het groot is. Daardoor kan het minder snel het bos in vluchten. De verwachting is dat, als de ecologische hoofdstructuur gereed is, edelherten ook weer aan de randen van de grote rivieren te zien zullen zijn.
Het milieu van de Oostvaardersplassen is anders dan dat van de Veluwe. De dieren die in de Oostvaardersplassen zijn ge-ïntroduceerd komen voor een deel van de Veluwe en voor een deel uit Schotland. Sommige verwachten dat edelherten die in een kleimoeras leven, zwaarder worden dan de relatief kleinere herten op de Veluwe. |
Maar of dat bewaarheid wordt, is onzeker. De edelherten en andere daar levende grote zoogdieren worden niet bejaagd, waardoor de populatiegrootte zich alleen aanpast aan het beschikbare voedsel. Dit met dien verstande dat de edelherten niet weg kunnen trekken uit de Oostvaardersplassen wanneer het voedsel op is en alleen kunnen verhongeren. Deze wisselende beschikbaarheid van voedsel is een basiscomponent van alle ecosystemen, zij het dat populaties in natuurlijke omstandigheden de mogelijkheid hebben om, gelijk hun natuurlijke gedrag, rond te trekken en voedsel rijkere gronden te zoeken.
Er komen in Nederland sinds twee eeuwen buiten afgesloten terreinen en de zogeheten 'vrije wildbaan' op de Veluwe vrijwel geen edelherten ( meer ) voor. Oorspronkelijk kwamen er edelherten voor in veel gedeelten van het Nederlandse vasteland. Door de opkomst van landbouw en menselijke aanwezigheid is het edelhert ongeveer een eeuw niet of nauwelijks in Nederland aanwezig geweest. Het edelhert is in Nederland opnieuw geïntroduceerd door Koning Willem I. Deze herintroductie uit oogpunt van de jacht vond plaats op de Veluwe.
Er komen in Nederland sinds twee eeuwen buiten afgesloten terreinen en de zogeheten 'vrije wildbaan' op de Veluwe vrijwel geen edelherten ( meer ) voor. Oorspronkelijk kwamen er edelherten voor in veel gedeelten van het Nederlandse vasteland. Door de opkomst van landbouw en menselijke aanwezigheid is het edelhert ongeveer een eeuw niet of nauwelijks in Nederland aanwezig geweest. Het edelhert is in Nederland opnieuw geïntroduceerd door Koning Willem I. Deze herintroductie uit oogpunt van de jacht vond plaats op de Veluwe.
Door infrastructuur en relatief dichte bebouwing zijn nagenoeg alle gradiënten naar omliggende andere vegetatietypen als bijvoorbeeld ooibossen, kleigebieden en rivierlopen voor de dieren onbereikbaar geworden. Het leefgebied van het edelhert wordt daarmee vooral beperkt door te kleine en te monotone biotopen. Edelherten over de grens in Duitsland leven in land-schappen waarin bos of heuvels, grasland, water en rust voldoende beschikbaar zijn. Door de overvloedige aanwezigheid van monoculturen ( bijvoorbeeld maïsteelt ) en de afwezigheid van grootschalige afwisselende landschappen zijn grote gedeelten van Nederland voor edelherten minder interessant. Desalniettemin zijn er ieder jaar meldingen van individuele edelherten die op natuurlijke wijze van Duitsland naar Nederland migreren. In alle aan de oostgrens gelegen provincies, met uitzondering van Groningen, komt dit voor.
|
De gebieden waar de herten nu in Nederland leven, zijn onderling niet meer via ecologische routes bereikbaar. Nieuwe aan te leggen ecologische verbindingen zoals ecoducten en corridors zouden dat in de toekomst moeten verhelpen. Over het opnieuw verbinden van ecologisch gezien geïsoleerd geraakte natuurgebieden is in 2005 op initiatief van
Stichting Kritisch Bosbeheer een boekje verschenen genaamd "De Veluweroute". Daarin wordt beschreven dat het heel goed mogelijk is om ook in het huidige Nederland grotere dieren van natuurgebied tot natuurgebied te laten trekken.
Sinds november 2005 zijn er ook in het Weerterbos op de grens van Limburg en Noord-Brabant edelherten aanwezig, zij het niet in het wild. Het gaat om een groep van 15 uit België afkomstige dieren die daar zijn uitgezet. Deze herten bevinden zich nochtans in een wildraster van 150 hectare. Het is de bedoeling dat de dieren binnen enkele jaren hun vrijheid verkrijgen en mogelijk kunnen uitzwermen over Noord-Brabant en Limburg. Begin oktober 2009 is het wildraster nog niet opengesteld en op dit moment bestaat de groep uit 5 herten en 22 hindes. Ook in Twente komen wel edelherten voor, die uit het Duitse Bentheimer Wald afkomstig zijn. Volgens de wet ( "nulstandbeleid" ) moeten ze echter worden afgeschoten.
Relatie Met Runderen
Al in de zeventiger jaren van de vorige eeuw werd beweerd dat edelherten en andere herbivoren die grassen als basisvoedsel hebben, vermoedelijk zullen profiteren van het inbrengen van runderen voor natuurlijke begrazing. Dit faciliterend effect is nadien inderdaad wetenschappelijk aangetoond, vooral ten voordele van kleinere herbivoren dan het rund, waaronder dus ook het edelhert. Door de runderbegrazing blijkt de productie van eiwitrijker groeiende grassen in de vegetatie veel langer te duren. Met andere woorden: de grassen verouderen dan minder snel, wat zonder natuurlijke begrazing anders soms al in de zomer plaatsvindt.
Gedragsverandering
Met uitzondering van de Oostvaardersplassen zijn edelherten in Nederland door menselijke activiteit zeer schuw geworden. De van nature dagactieve dieren zijn zodoende overwegend nachtactief geworden. De verschillen tussen de herten van de Oostvaardersplassen en de Veluwe zijn in dit opzicht groot.
Beheer
Behalve in de Oostvaardersplassen worden edelherten in Nederland door preventief afschot gereguleerd volgens het regionale Faunabeheerplan. De kadavers van de gedode dieren worden daarbij meestal aan de betreffende ecosystemen onttrokken, zij het dat oneetbare lichaamsdelen, zoals de darmen, in de terreinen worden achtergelaten ( ont-weiden ) hetgeen gelijk staat met één derde van het totale gewicht. Andere oneetbare lichaamsdelen van geschoten edelherten, zoals de geweien, verdwijnen ook uit het systeem.
Stichting Kritisch Bosbeheer een boekje verschenen genaamd "De Veluweroute". Daarin wordt beschreven dat het heel goed mogelijk is om ook in het huidige Nederland grotere dieren van natuurgebied tot natuurgebied te laten trekken.
Sinds november 2005 zijn er ook in het Weerterbos op de grens van Limburg en Noord-Brabant edelherten aanwezig, zij het niet in het wild. Het gaat om een groep van 15 uit België afkomstige dieren die daar zijn uitgezet. Deze herten bevinden zich nochtans in een wildraster van 150 hectare. Het is de bedoeling dat de dieren binnen enkele jaren hun vrijheid verkrijgen en mogelijk kunnen uitzwermen over Noord-Brabant en Limburg. Begin oktober 2009 is het wildraster nog niet opengesteld en op dit moment bestaat de groep uit 5 herten en 22 hindes. Ook in Twente komen wel edelherten voor, die uit het Duitse Bentheimer Wald afkomstig zijn. Volgens de wet ( "nulstandbeleid" ) moeten ze echter worden afgeschoten.
Relatie Met Runderen
Al in de zeventiger jaren van de vorige eeuw werd beweerd dat edelherten en andere herbivoren die grassen als basisvoedsel hebben, vermoedelijk zullen profiteren van het inbrengen van runderen voor natuurlijke begrazing. Dit faciliterend effect is nadien inderdaad wetenschappelijk aangetoond, vooral ten voordele van kleinere herbivoren dan het rund, waaronder dus ook het edelhert. Door de runderbegrazing blijkt de productie van eiwitrijker groeiende grassen in de vegetatie veel langer te duren. Met andere woorden: de grassen verouderen dan minder snel, wat zonder natuurlijke begrazing anders soms al in de zomer plaatsvindt.
Gedragsverandering
Met uitzondering van de Oostvaardersplassen zijn edelherten in Nederland door menselijke activiteit zeer schuw geworden. De van nature dagactieve dieren zijn zodoende overwegend nachtactief geworden. De verschillen tussen de herten van de Oostvaardersplassen en de Veluwe zijn in dit opzicht groot.
Beheer
Behalve in de Oostvaardersplassen worden edelherten in Nederland door preventief afschot gereguleerd volgens het regionale Faunabeheerplan. De kadavers van de gedode dieren worden daarbij meestal aan de betreffende ecosystemen onttrokken, zij het dat oneetbare lichaamsdelen, zoals de darmen, in de terreinen worden achtergelaten ( ont-weiden ) hetgeen gelijk staat met één derde van het totale gewicht. Andere oneetbare lichaamsdelen van geschoten edelherten, zoals de geweien, verdwijnen ook uit het systeem.